Herhalen H2 kracht en beweging

Gelukkig Nieuwjaar!!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Gelukkig Nieuwjaar!!

Slide 1 - Slide

Met deze afbeelding kun je een verhaal vertellen over lichtsnelheid (300 000 000 m/s). Dat deze snelheid als constante wordt beschouwd, Einstein's speciale relativiteitstheorie, over lichtjaren, licht van de zon naar de aarde er 8 min 20 sec over doet. Dit verhaal maakt het onderwerp snelheid en beweging interessanter.
Kracht en beweging
Pak je laptop,
schrift en rekenmachine

we herhalen
H2

Slide 2 - Slide

Met deze afbeelding kun je een verhaal vertellen over lichtsnelheid (300 000 000 m/s). Dat deze snelheid als constante wordt beschouwd, Einstein's speciale relativiteitstheorie, over lichtjaren, licht van de zon naar de aarde er 8 min 20 sec over doet. Dit verhaal maakt het onderwerp snelheid en beweging interessanter.
Wat gebeurt er met de versnelling van een object als de resulterende kracht op het object verdubbelt?
A
Het blijft hetzelfde
B
Het wordt gehalveerd
C
Het verdubbelt
D
Het wordt nul

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Als de versnelling voor beide gelijk is. Hoeveel keer groter is de kracht van de linker man?
A
zelfde
B
5 keer
C
10 keer
D
40 keer

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de versnelling van een object als de kracht die erop werkt 200 N is en de massa 50 kg is?
A
150 m/s²
B
4 m/s²
C
2500 m/s²
D
4 N/kg

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Vrije val en val met  luchtweerstand.
a) Welke is een vrije val?

b) Welke heeft/hebben 
luchtweerstand.

c) Welke heeft de grootste 
luchtweerstand.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions


In werkelijkheid is er natuurlijk sprake van luchtweerstand.
Waar hangt de luchtweerstand eigenlijk van af?

  • Fw,l = 0,5 * ρ *cw* A * v²

0,5 · ρ · cw · A wordt ook wel vervangen door: k
  • Fw,l = k * v²

Slide 8 - Slide

Op het bord noteren volledige formule luchtweerstand en inkorten tot Fwl = k * v²
Krachten samenstellen
L2.3
Parallelogram

Slide 9 - Slide

Zwaartekracht+zwaartepunt
Normaalkracht
Spankracht
Wrijvingskracht

Tegenwerkende krachten
3. De schuifweerstand Fw  
Twee stoffen wrijven over elkaar.

Weerstand verminderen =
Oppervlakte van beide stoffen moet zo glad mogelijk zijn.


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Als de schuifweerstand groter is dan de benodigde middelpuntzoekende kracht, dan vliegt de schaatser uit de bocht.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Schuifweerstand
Fw,s,max=fFN
  1. Schuifweerstand wordt veroorzaakt als twee oppervlaktes over elkaar bewegen
  2. Wanneer er kracht wordt uitgeoefend wordt de schuifweerstand steeds groter. Totdat deze maximaal is, dan kan het voorwerp bewegen
  3. Zie formule

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

krachten ontbinden

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Krachten ontbinden

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Twee blokken glijden van een helling af. De wrijving wordt berekend door Fw = c*Fn waarbij c een constante is en Fn de normaalkracht. Er is geen luchtwrijving. De massa van het grote blok is groter dan die van het kleine blok.
Welk blok is het eerst onder aan de helling?
A
Het grote blok.
B
Het kleine blok.
C
Beiden komen tegelijk aan.
D
Het hangt af van de hellingshoek.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De veerkracht is evenredig met?
A
de grote van de kracht
B
de uitrekking
C
de zwaartekracht-versnelling
D
de veerconstante

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Een veer heeft een veerconstante van 24 N/m en wordt 7,0 cm uitgerekt. Bereken de veerkracht
A
168 N
B
170 N
C
1,68
D
1,68 . 10 ^2 N

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Veerkracht (Fv )
  • is de kracht in bijvoorbeeld een veer of elastiek.
  • Wij nemen meestal aan dat Fv rechtevenredig is met de uitrekking van de veer:
    Fv = C* u    (de wet van Hooke)
  • C is de veerconstante

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Modelleercyclus

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Opgave: remmende auto
Een auto is aan het remmen. 
Dit gebeurt bij t=0 s met een snelheid van 25ms-1. 
De massa van de auto is 1302 kg en de resulterende kracht is constant 5,6 kN. 
Hoe zit het model eruit?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Startwaarden                             model
F =
5600 'N
m = 
1302 'kg
v = 
25 'm/s
x = 
0 'm
t = 
0 's
dt = 
0,01 's
a=mF
v=v+adt
x=x+vdt
t=t+dt

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Opgave 2
Geef de formule voor regel 4 en 7

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Blok M = 0,60 kg en blok Z = 60 g. Je geeft M een zetje zodat beide blokken met een constante snelheid bewegen. De enige wrijvingskracht is die tussen blok M en de tafel. Bereken die wrijvingskracht.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

  • Op blok Z werkt een zwaartekracht.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

  • Op blok Z werkt een zwaartekracht.
  • Op blok M werkt een wrijvingskracht.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

  • Op blok Z werkt een zwaartekracht.
  • Op blok M werkt een wrijvingskracht.
  • Constante snelheid
  • Fnetto = 0. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

  • Op blok Z werkt een zwaartekracht.
  • Op blok M werkt een wrijvingskracht.
  • Constante snelheid
       Fnetto = 0. 
  • Fw =Fz = 0,06 kg * 9,81 = 0,59 N

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Een karretje met massa M1 rijdt zonder wrijving over een tafel voortgetrokken door massa M2. Nu wordt de massa van M2 twee keer zo groot. Wat geldt nu voor de versnelling?
A
Die wordt 2x zo groot.
B
Die wordt minder dan twee keer zo groot.
C
Die wordt meer dan twee keer zo groot.
D
Zowel A, B en C kunnen zich voordoen.

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

  • a = Fsom/m 
  • a = Fz op M2 / (M1 + M2)
  • a = M2*g / (M1 + M2)
  • M2 wordt 2 * zo groot.....
  • a = 2*M2*g/(M1 + 2*M2)
  • a wordt minder dan 2 keer zo groot

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Bekijk het plaatje hiernaast. Wat kun je zeggen over massa's m1 en m2?
A
m2 = 2*m1
B
m2 < 2*m1
C
m2 > 2 m1
D
Daar kun je niets van zeggen.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

  • De blokken hangen symmetrisch

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

  • De blokken hangen symmetrisch
  • m1 en m3 tillen beide de helft van m2

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

  • De blokken hangen symmetrisch
  • m1 en m3 tillen beide de helft van m2
  • Dus m2 = 2*m1

Slide 37 - Slide

This item has no instructions