vwo 2 - P2 - Kap. 2 (47) Lektion 3

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Herzlich willkommen!

Handys ins Hotel &

Schulsachen auf dem Tisch!

Herzlich willkommen!

Herzlich willkommen!

Stundeziele

Am Ende dieser Lektion können/wissen wir...

• ... de betekenis van de modale werkwoorden vertellen. 
• ... de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
• ... de sisklanken goed uitspreken

Herzlich willkommen!

Heute im Unterricht:

• Stundeziele
• Lektion 3 aussprechen
• Die Planung dieser Woche
• Quizfragen Modalverben
• Üben
• Aussprache
• Hausaufgaben

 

Handys ins Hotel &

Schulsachen auf dem Tisch!

Wortschatz Lektion 2.1/2.2

1. aussehen

2. der Friseur

3. die Farbe

4. das Taschengeld

5. der Kunde

6. täglich

7. heute

8. das Kaufhaus

9. die Möbel

10. brauchen

Wortschatz Lektion 2.1/2.2

1. Welke werkwoorden staan in de woordenlijst?

2. Welke vrouwelijke woorden staan in de woordenlijst?

Week 46

Herzlich willkommen!

Grammatik: Modalverben

Präsens = tegenwoordige tijd

Partizip II = voltooid deelwoord

"De klas moet maar snel wegwezen."

Hoe wordt 'wollen' vertaald?

1. lusten
2. aardig vinden
3. willen
4. houden van

Wat is de vertaling van 'sollen'?

1. weten
2. moeten
3. willen
4. bevel van een ander/advies van een ander

Wat betekent 'müssen'?

1. moeten
2. noodzaak vanuit jezelf
3. houden van
4. aardig vinden

Wat is de betekenis van 'dürfen'?

1. mogen
2. toestemming hebben
3. kunnen
4. in staat zijn tot

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden komt er geen uitgang achter?

1. ich & du
2. er/sie/es & sie/Sie
3. du & er/sie/es
4. ich & er/sie/es

Maak zelf een zinnetje met het werkwoord dürfen en het pers. vnw ich / du of er

Üben Modalverben

Aufgabe 9 > Seite 67

Wie: selbstständig, ihr seid Still

Hilfe: Grammatik C > Seite 66 oder die Notizen

Zeit: 5 Minuten

Früher fertig?

Kies een modaal werkwoord uit en schrijf het volledig uit, zonder hulpmiddelen

Danach: zusammen besprechen

VWO 2

Kapitel 2: Lektion 2 (Grammatik)

Week 47 (40-minutenrooster)

Vanaf hier met A2C verder

Aufgabe 2 > Seite 62

Wie: zusammen

Hilfe: Hörfragment

Zeit: 3 bis 5 Minuten

Aussprache

VWO 2

Kapitel 2: Lektion 2 (Grammatik)

Aufgabe 2, 3 und 4 > Seite 68/69

Wie: selbstständig, ihr seid Still

Hilfe: Bildwörterbuch auf Seite 68

Zeit: 10 Minuten

Früher fertig?

Ihr dürft jetzt für Deutsch lernen.

Lektion 3

VWO 2

Kapitel 2: Lektion 3 (die Farben)

Ik ken de betekenissen van de modale werkwoorden.

05

Ik kan de modale werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.

05

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Ich ............... gut kochen.

Vervoeg de modale werkwoorden.

(weten) Du ........... noch nicht alles über mich.

Vervoeg de modale werkwoorden.

(aardig vinden) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Vervoeg de modale werkwoorden:
Entschuldigung, ____ (mogen) ich Sie etwas fragen?

Vervoeg de modale werkwoorden:

(kunnen) Mein Freund .............. auch gut kochen.

Vervoeg de modale werkwoorden:

(moeten) ........... ihr auch jetzt zur Schule gehen.

Vervoeg de modale werkwoorden.

(dürfen) Ab wann ...... sie (ev) wieder trainieren?

Aufgabe: Beschreib die Kleidung deines/deiner Nachbar*in.

Wie: zu Zweit

Hilfe: Bildwörterbuch auf Seite 68

Zeit: 5 Minuten

Früher fertig?

Macht das eine zweite Runde. 

Lektion 3: Sprechen

VWO 2

Kapitel 2: Lektion 3 (die Farben)

Aufgabe: 5 und 6 > Seite 70

Wie: zu Zweit

Hilfe: Lernbox 3

Zeit: 15 Minuten

Früher fertig?

Aufgabe 7 > Seite 72 machen

Lektion 3: Sprechen

VWO 2

Kapitel 2: Lektion 3 (die Farben)

Herzlich willkommen!

Lektion 1

VWO 2

Kapitel 2: Lektion 1 Einführung

Zusammen: Aufgabe   auf Seite 

Erklären Modalverben

Arbeitet selbstständig an den Aufgaben  auf Seite 

Früher fertig? (Wahlzeit)

Lernen für Deutsch

Week 46 - les 2

Les 3 vervalt

Zoek de juiste vertalingen van de modale werkwoorden bij elkaar.

können		wollen
dürfen		wissen
müssen		mögen
sollen		möchten

willen

mogen (toestemming)

zullen

mogen (graag zien/lusten)

moeten

zou graag willen

kunnen

weten

ik wil
hij kan
wij moeten
jij weet
jullie mogen
zij houdt (van)

Ergänze die Modalverben

ich will

sie mag

er kann

ihr dürft

wir müssen

du weißt