Les 1 Functioneren in de organisatie

Functioneren in de organisatie 

les 1
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Functioneren in de organisatie 

les 1

Slide 1 - Slide

Opstarten 
Ga naar Lesson Up
Voer de code in die ik je geef !

Slide 2 - Slide

  • Uitleg Vak 
  • Theorie 
  • Onderzoeken eigen stageplek
  • Tijd om aan de opdracht te werken 

Slide 3 - Slide

Waar gaan we het over hebben 
Waar gaan we het over hebben?

In deze lessen vindt de uitleg plaats over het ‘functioneren in de organisatie’.
Het gaat over kwaliteit en deskundigheid in de BPV. Je leert van alles over:
  • de organisatie en actuele wetgeving
  • kwaliteitszorg en bevorderen van je eigen deskundigheid.

Deze inhoud heb je nodig voor examen E.






Slide 4 - Slide

Wat ga ik hierover leren?
Hoofdleerdoelen :
  • Je onderzoekt de verschillende facetten van ‘pedagogisch werker zijn’.
  • Je brengt in kaart op welke manieren je je eigen deskundigheid bevordert
  • Je frist het schrijven van een POP en het voeren van een POP gesprek op
  • Je onderbouwt wat kwaliteitszorg inhoudt
  • Je verdiept je in de wet- en regelgeving voor het pedagogisch werk (kinderopvang en onderwijs)

Slide 5 - Slide

Bronnen

Leermiddelen
Theorieboek
Traject Welzijn: Kwaliteit en deskundigheid PW
Websites
https://www.kinderopvangtotaal.nl/
https://wij-leren.nl/kwaliteitszorg.php
https://www.nji.nl/nl/Kennis/Dossier/Werken-aan-kwaliteit-van-kinderopvang-en-peuterspeelzaalwerk
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kinderopvang/kwaliteit-kinderopvang-verbeteren
https://www.boink.info/home
onderwijswetten
 

















Slide 6 - Slide

Toetsvorm
  1. FO Bewijs organisatie, structuur en samenwerkingsverbanden (sociale kaart) - P9
  2. FO Presentatie over actueel onderwerp of dilemma uit BPV, actualiteit, vakliteratuur - p10/11
  3. FO Portfolio Sociale Problematiek - p10/11
  4. FO BPV opdrachten Kwaliteitszorg - p10/11

Slide 7 - Slide

Functie

Bestaat uit

  • taken
  • bevoegdheden
  • verantwoordelijkheden
Arbeidsovereenkomst
  1. Er is sprake van een gezagsverhouding
  2. De werkgever betaalt loon
  3. De werknemer verricht arbeid
CAO
Een overeenkomst tussen werkgevers (organisaties) en werknemersorganisaties waaraan iedereen in de sector zich aan moet houden.
Arbeidsovereenkomst
Arbeidscontract. Afgesproken regels tussen werkgever en medewerker.
Personeelsdossier

Verzameling van alle gegevens van een werknemer:

  • arbeidsovereenkomst
  • kopie identiteitsbewijs
  • kopie diploma's
  • VOG
  • verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken

Slide 8 - Slide

Wat is een vacature?
A
Een vacature is een manier om te solliciteren
B
Een vacature is een baan die niet meer beschikbaar is
C
Een vacature is een baan die vrij is
D
Een vacature is een manier om te solliciteren

Slide 9 - Quiz

kan ik hier werken?
je moet eerst...
Tekst
A
werken
B
solliciteren
C
betalen
D
bedenken

Slide 10 - Quiz

Hoeveel uur moet je minimaal werken voor een voltijdbaan?
A
36
B
32
C
44
D
40

Slide 11 - Quiz

Pauline heeft een kinderdagverblijf ...
A
werkgever
B
werknemer

Slide 12 - Quiz

proeftijd geldt voor:
A
alleen de werknemer
B
alleen de werkgever
C
zowel werknemer als werkgever
D
allen antwoorden zijn onjuist

Slide 13 - Quiz

Als er een einddatum in je arbeidscontract staat dan heb je een..
A
Vaste baan
B
Tijdelijke baan
C
Flexibele baan
D
Deeltijdbaan

Slide 14 - Quiz

Nulmeting 
Maak een groepje met twee of drie andere studenten.
• Zoek individueel een functieprofiel voor jouw uitstroom
• Wat valt je op aan de beschrijving?
Vergelijk met elkaar de functieprofielen:
• Klopt het met je beeld?
• Wat is nieuw?
• Wat valt je op?
• Wat mis je?
• Is het herkenbaar in jullie BPV?

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Organisatie
Organisaties hebben een aantal kenmerken.

  • Organisaties zijn doel gericht.
  • Organisaties bestaan uit mensen die met elkaar samenwerken.
  • De mensen in een organisatie gebruiken middelen (geld, gebouwen, meubilair).
  • De mensen in een organisatie gebruiken methoden (protocollen).
  • Organisaties hebben een bepaalde structuur met leidinggevenden.

Slide 18 - Slide

Doelgericht 
Een organisatie streeft doelen na, die gebaseerd zijn op een missie en een visie. Hoe die doelen bereikt moeten worden, is vastgelegd in het beleid.

  • Doel: Wat wil je bereiken met de organisatie? Voorbeelden van doelen zijn: winst maken, groeien, tevreden cliënten en samenwerken met de gemeente
  • Missie: Wie zijn wij? Wat vinden wij belangrijk? Waar willen wij heen? Waarmee willen wij ons onderscheiden?
  • Visie: Hierin staat hoe de organisatie zichzelf in de toekomst ziet.
  • Beleid: Hierin staat hoe de organisatie alles goed wil laten lopen.

Slide 19 - Slide

Bij onze kinderopvangorganisatie ‘Kanteel’ staat het welzijn en de gezondheid van de kinderen centraal.’ Dit is een .............
A
Visie
B
missie
C
beleid
D
doel

Slide 20 - Quiz

Wij dromen ervan dat over tien jaar vrijwel ieder kind gezond beweegt.’ Dit is een ........................
A
Missie
B
Visie
C
Doel
D
Beleid

Slide 21 - Quiz

We gaan samenwerken met buurthuizen, scholen, sportverenigingen en gemeente om meer mensen in beweging te krijgen.’ Dit is een ................
A
visie
B
doel
C
misie
D
beleid

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Opdracht: Stap 1: Beschrijf voor je stagebedrijf in een apart bestand op de computer de volgende kenmerken:

  • Naam van de organisatie
  • Doelen
  • Medewerkers
  • Geld, gebouwen, meubilair
  • Methodieken, protocollen, richtlijnen, afspraken 
  • Beschrijf in maximaal 50 woorden de missie en visie van je leerbedrijf. Tip: lees het jaarverslag, het beleidsplan of bekijk de website.






Slide 24 - Slide

Structuur van een organisatie 
  • Als je in een organisatie gaat werken, krijg je te maken met collega’s. Sommige daarvan werken op een hoger niveau in de organisatie, andere op een lager niveau. Dit wordt hiërarchie genoemd. 
  • De hiërarchie van een organisatie geeft van hoog tot laag aan wat de posities zijn van de verschillende werknemers en afdelingen. Hoe hoger in de hiërarchie, hoe meer bevoegdheden en verantwoordelijkheden een medewerker vaak heeft. 
  • Helemaal bovenin zitten de directieleden, de managers van de organisatie (met daarboven een bestuur). In het midden zitten de ‘lijnmanagers’, de chefs. Onder in de organisatie wordt het uitvoerende werk gedaan.

Slide 25 - Slide

Wij willen kinderen tussen 4 en 12 jaar uitdagen om meerdere keren per week te sporten op de BSO.’ Dit is een ................
A
Doel
B
Missie
C
Visie
D
Beleid

Slide 26 - Quiz

Structuur van een organisatie

hiërarchie, organigram

  • lijnorganisatie
  • lijn-staforganisatie
  • projectorganisatie
  • matrixorganisatie
  • zelfsturende teams

basisvorm, één bovengeschikte



staf geeft advies



tijdelijke, grote klus





permanent, twee leidinggevenden








teamleden zijn zelf verantwoordelijk








Slide 27 - Slide

Lijn organisatie 

Slide 28 - Slide

Wat is de missie van jouw stage?

Slide 29 - Open question

Wat is een CV?

Slide 30 - Mind map

Wat zet je op een CV?

Slide 31 - Mind map