Agogiek voorbereiding thema 1 en 2

Agogiek thema 1 en 2
1 / 33
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Agogiek thema 1 en 2

Slide 1 - Slide

Televisiekijken is een vorm van tweezijdige communicatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Bij interactie is er sprake van één zender en één ontvanger
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Als beroepskracht MZ moet je vooral letten op wát iemand zegt en minder op hóé iemand het zegt.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

De verbale en non-verbale signalen die iemand afgeeft, kunnen elkaar tegenspreken.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Het dragen van beroepskleding is een vorm van communiceren met cliënten.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Aan iemands lichaamshouding kun je aflezen of diegene behoefte heeft aan contact of niet.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Een zender is zich altijd bewust van de boodschappen die hij uitzendt.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Een medium zorgt voor directe communicatie tussen twee mensen.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Mondelinge communicatie zonder feedback stopt vrijwel meteen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Eenzijdige communicatie komt tegenwoordig nog maar weinig voor.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quiz

Verbale communicatie is altijd mondelinge communicatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 12 - Quiz

Emotionele besmetting houdt in het overnemen van de houding en de manier van doen van de persoon met wie je communiceert.
A
juist
B
onjuist

Slide 13 - Quiz

Communicatie heeft een inhoudelijk aspect en een relationeel aspect.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Iemands referentiekader beïnvloedt sterk zijn communicatiegedrag.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quiz

Interpreteren is een betekenis geven aan een boodschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Communicatieproblemen ontstaan gemakkelijk door verschillen in referentiekader.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Bij alles wat je zegt speelt de toon waarop iets gezegd wordt een grote rol.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Als vooroordelen communicatieproblemen veroorzaken, dan is dat altijd aan de kant van de ontvanger.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Wanneer je als ontvanger een eigen invulling geeft aan de woorden van de zender, is er sprake van een fout bij het coderen van de boodschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Wanneer je als ontvanger een eigen invulling geeft aan de woorden van de zender, is er sprake van een fout bij het coderen van de boodschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Empathisch communiceren wil zeggen dat je op een begripvolle manier communiceert, en alleen als het nodig is een oordeel of kritiek geeft.
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Wanneer de cultuur van een groep heel anders is dan je eigen culturele identiteit, dan resulteert dat in conformisme.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Culturele diversiteit wordt zichtbaar in de manier waarop mensen leven en met elkaar omgaan.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Als mensen cultureel van elkaar verschillen, vergroot dat de kans op miscommunicatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Een professionele tolk helpt je meestal telefonisch.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Startzinnen werken het beste wanneer je daarmee je gesprekspartner uitnodigt om iets over zichzelf te vertellen
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Een beetje ontspannen achterover leunen is een goede luisterhouding.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Veel mensen uiten hun emoties aan het begin van een persoonlijk gesprek.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Op de situatie inspelen is in een gesprek alleen mogelijk als je je gesprekspartner kent.
A
juist
B
onjuist

Slide 30 - Quiz

Met een reactie als: ‘Ik begrijp wat je bedoelt’, laat je goed merken dat je je inleeft in de ander.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quiz

Als je actief luistert, help je de ander zijn behoeften en gevoelens te verwoorden
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

Een voorwaarde voor actief luisteren is dat je nieuwsgierig naar anderen bent
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quiz