This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
4.4 Nederland in 1848
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen welke veranderingen in Nederland plaatsvonden voor en na de nieuwe grondwet van 1848.
Slide 2 - Slide
1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Napoleon verslagen bij Waterloo
Zoon van gevluchte stadhouder Willem V wordt koning Willem I
Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel
Nederland is nu een constitutionele monarchie:
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Belgische afscheiding (1830>)
Oorzaken:
Zuiden katholiek, Noorden protestant
Grote staatsschuld Noorden > belastingdruk
Taalbesluit (1823): Nederlands is officiële taal
Opstand > België uitgeroepen in 1830
Erkenning door Europese staten
Willem I weigert > 10-daagse veldtocht (aug '31)
1840: Willem I treedt af
Slide 5 - Slide
Nederland rond 1815
economie: landbouw en handel belangrijkst
natuurlijke energiebronnen als wind- en spierkracht
nauwelijks industrie, geen arbeidersklasse
veel mensen leefden in armoede
lagere klassen afhankelijk van liefdadigheid van rijken en kerk
Willem I wil moderniseren en industrialiseren
1839 eerste stoomtrein tussen Haarlem en Amsterdam
Slide 6 - Slide
liberalisme
liberalisme
libre = vrijheid/ -isme = streven naar
Streven naar zoveel mogelijk politieke vrijheid voor de burger. Dus ..
zo weining mogelijk overheidsbemoeienis /zo min mogelijk regels en wetten
Slide 7 - Slide
Liberalisme:
streven naar zoveel mogelijk vrijheid van het individu
Op economisch gebied: Zoveel mogelijk vrijheid voor de ondernemers
Aanhangers van het kapitalisme
Leer van Adam Smith
Op politiek gebied:
idealen van de Franse Revolutie: bv
inspraak voor het volk en vrijheid van meningsuiting
Slide 8 - Slide
Adam Smith
Economisch liberalisme
Vrije markt economie
Wet van vraag en aanbod zorgt als een voor zo groot mogelijke welvaart
Geen overheidsbemoeienis dus weinig regels vanuit de overheid over prijzen, lonen en werktijden.
Slide 9 - Slide
Kapitalisme
Economisch systeem waarbij alles draait om geld en bezit.
Grond en fabrieken zijn in handen van particuliere ondernemers.
Kenmerken: concurrentie, risico's nemen en winst maken
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Revolutiejaar
1848
De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"
Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en
ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
Slide 12 - Slide
Onrust
In 1848 waren overal in Europa relletjes begonnen. Koning Willem II was bang dat dat zou overslaan naar Nederland en hij geen koning meer zou zijn. Hij geeft daarom opdracht voor het schrijven van een nieuwe grondwet.
Slide 13 - Slide
Veel mensen zijn ontevreden:
de koning mocht ministers benoemen en ontslaan
de koning besliste veel zonder overleg met parlement
koning benoemde de Eerste Kamer
Tweede Kamer werd niet door de bevolking gekozen ->
De leider van de Nederlandse liberalen, Johan Rudolf Thorbecke, maakt een nieuwe grondwet
Slide 14 - Slide
1848 veranderingen door de nieuwe grondwet:
koning kreeg minder macht
ministers zijn verantwoording verschuldigd voor hun deel van het bestuur aan het parlement
Het parlement moet de plannen voor nieuwe wetten goedkeuren
De Eerste en Tweede Kamer controleren de ministers (niet de koning)
stemrecht voor een kleine groep rijke mannen ( censuskiesrecht) die voortaan de Tweede Kamer mochten kiezen
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Slide 18 - Video
Wie had na 1848 de macht in Nederland?
A
het parlement
B
Thorbecke
C
De ministers
D
de Liberalen
Slide 19 - Quiz
Met de grondwet van 1848 moest de invloed van ... groter worden en van ... kleiner worden. (vul in)
A
Koning - het volk
B
Het volk - koning
C
Liberalen - het volk
D
Koning - liberalen
Slide 20 - Quiz
Wie heeft de nieuwe grondwet van 1848 geschreven?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
Liberalen
D
Regering
Slide 21 - Quiz
Welke koning begon met industrialisatie in Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III
Slide 22 - Quiz
Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar?
A
Willem Lodewijk
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III
Slide 23 - Quiz
Wat is een constitutionele monarchie?
Slide 24 - Open question
Belangrijke begrippen, personen en jaartallen:
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 1813. Koning Willem I
constitutionele monarchie
conservatief
1830 België onafhankelijk
1840 Koning Willem II
1848 nieuwe grondwet van liberaal Thorbecke
liberalisme
kapitalisme
stemrecht
censuskiesrecht
economisch liberalisme: Adam Smith
Slide 25 - Slide
Leerdoelen
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen welke veranderingen in Nederland plaatsvonden voor en na de nieuwe grondwet van 1848.