Nederland na 1813

Na Napoleon en Nederland na de Franse tijd
1 / 25
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Na Napoleon en Nederland na de Franse tijd

Slide 1 - Slide

Doelen. 
Aan het einde van deze les weet je: 
  • Dat de overwinnaars van Napoleon (Rusland, Pruisen, Oostenrijk en Engeland) de Verlichting wilden 'terugdraaien'.  
  • Dat deze overwinnaars afspraken dat er een machtsevenwicht moest komen tussen landen. 
  • Dat Nederland, België en Luxemburg werden samengevoegd als een bufferstaat tegen Frankrijk (als dat land ooit weer vervelend zou doen) (1815)
  • Dat ze dit besproken op de Conferentie van Wenen. 
  • Dat de Verlichting zich niet LIET terugdraaien.  Burgers lieten dit niet gebeuren... 

Slide 2 - Slide

Restauratie: het Congres van Wenen
De macht van koningen moest worden hersteld want de situatie van voor de Franse Revolutie moest worden hersteld. 

Slide 3 - Slide

De 18e eeuw was ook de eeuw van de Industriële Revolutie: 

Dat betekent arbeiders in de steden en een nieuwe stedelijke elite. Hoezo terug naar de tijd van voor de FR?! 
kenmerkende aspecten: 

  • De industriële revolutie legde in de westerse wereld de basis voor een industriële samenleving
  • De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
  • Voortschrijdende democratisering, met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces
  • De opkomst van emancipatiebewegingen
  • Discussies over de ‘sociale kwestie’
  • De moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie

Slide 4 - Slide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Napoleon verslagen bij Waterloo
  • Zoon van gevluchte stadhouder  Willem V wordt koning Willem I
  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel 
  • Nederland is nu een constitutionele monarchie

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Nederland rond 1815
  • economie: landbouw en handel belangrijkst
  • nog nauwelijks industrie, geen arbeidersklasse
  • natuurlijke energiebronnen als wind- en spierkracht

  • veel mensen leefden in armoede
  • lagere klassen afhankelijk van liefdadigheid van rijken en kerk

  • Willem I wil moderniseren en industrialiseren
  • 1839 eerste stoomtrein tussen Haarlem en Amsterdam: de Arend

Slide 7 - Slide

Belgische afscheiding (1830>)
Oorzaken:
  • Zuiden katholiek, Noorden protestant
  • Grote staatsschuld Noorden > belastingdruk
  • Taalbesluit (1823): Nederlands is officiële taal
  • Opstand > België uitgeroepen in 1830
  • Erkenning door Europese staten
  • Willem I weigert > 10-daagse veldtocht (aug '31)
  • 1840: Willem I treedt af. Willem II  volgt op. 

Slide 8 - Slide

liberalisme
liberalisme
libre = vrijheid/ -isme = streven naar
Streven naar zoveel mogelijk    politieke vrijheid voor de burger. Dus ..
zo weining mogelijk overheidsbemoeienis /zo min mogelijk regels en wetten

Slide 9 - Slide

Liberalisme:

streven naar zoveel mogelijk vrijheid van het individu



Op economisch gebied: Zoveel mogelijk vrijheid voor de ondernemers

Aanhangers van het kapitalisme

Leer van Adam Smith

Op politiek gebied:

idealen van de Franse Revolutie: bv

inspraak voor het volk en vrijheid van meningsuiting




Slide 10 - Slide

Adam Smith

  • Economisch liberalisme
  • Vrije markt economie 
  • Wet van vraag en aanbod zorgt als  een  voor zo groot mogelijke welvaart
  • Geen overheidsbemoeienis dus  weinig regels vanuit de overheid over prijzen, lonen en werktijden.

Slide 11 - Slide

Kapitalisme


Economisch systeem waarbij alles draait om geld en bezit.

Grond en fabrieken zijn in handen van particuliere ondernemers.

Kenmerken: concurrentie, risico's nemen en winst maken

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

maar.... er is meer
https://nos.nl/artikel/580688-willem-ii-overstag-door-chantage

Slide 14 - Slide


Revolutiejaar 
1848


De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"

Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en 
ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 15 - Slide

Onrust
In 1848 waren overal in Europa relletjes begonnen. Koning Willem II was bang dat dat zou overslaan naar Nederland en hij geen koning meer zou zijn. Hij geeft daarom opdracht voor het schrijven van een nieuwe grondwet.

Slide 16 - Slide

  • Veel mensen zijn ontevreden:
  • de koning mocht ministers benoemen en ontslaan
  • de koning besliste veel zonder overleg met parlement
  • koning benoemde de Eerste Kamer
  • Tweede Kamer werd niet door de bevolking gekozen ->
  • De leider van de Nederlandse liberalen, Johan Rudolf Thorbecke,  maakt een nieuwe grondwet


Slide 17 - Slide

1848 veranderingen door de nieuwe grondwet:
  • koning kreeg minder macht
  • ministers zijn  verantwoording verschuldigd voor hun deel van het bestuur aan het parlement
  • Het parlement moet de plannen voor nieuwe wetten goedkeuren
  • De Eerste en Tweede Kamer controleren de ministers (niet de koning)
  • stemrecht voor een kleine groep rijke mannen ( censuskiesrecht) die voortaan de Tweede Kamer mochten kiezen
  • Nederland werd een parlementaire democratie

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Welke koning begon met industrialisatie in Nederland?
A
Willem I
B
Willem II
C
Willem III

Slide 22 - Quiz


Wie was koning van Nederland tijdens het Revolutiejaar? 
A
Willem Lodewijk
B
Willem I
C
Willem II
D
Willem III

Slide 23 - Quiz

Wat is een constitutionele monarchie?

Slide 24 - Open question

Belangrijke begrippen, personen en jaartallen:


  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 1813. Koning Willem I
  • constitutionele monarchie
  • conservatief
  • 1830 België onafhankelijk
  • 1840 Koning Willem II
  • 1848 nieuwe grondwet van liberaal Thorbecke
  • liberalisme
  • kapitalisme
  • stemrecht
  • censuskiesrecht
  • economisch liberalisme: Adam Smith

Slide 25 - Slide