Regelmatige werkwoorden laatste oefeningen

Heute (Vandaag)
In deze LessonUp gaan we oefenen met:
-Regelmatige werkwoorden in de Tegenwoordige Tijd
-Woordenschat Wörterliste A
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Heute (Vandaag)
In deze LessonUp gaan we oefenen met:
-Regelmatige werkwoorden in de Tegenwoordige Tijd
-Woordenschat Wörterliste A

Slide 1 - Slide

Je vindt de STAM van het werkwoord door _______ weg te halen van het hele werkwoord.
A
-e
B
-es of -s
C
-er of -r
D
-en of -n

Slide 2 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
jij
A
ich
B
du
C
ihr
D
Sie

Slide 3 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
hij
A
ihr
B
sie
C
es
D
er

Slide 4 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
zij
A
Sie
B
wir
C
sie
D
es

Slide 5 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
u
A
Sie
B
wir
C
sie
D
es

Slide 6 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
wij
A
er
B
wir
C
ich
D
ihr

Slide 7 - Quiz

Vertaal naar het Duits:
jullie
A
er
B
wir
C
ich
D
ihr

Slide 8 - Quiz

                     normaal     -d/-t      s-klank
ich               +e                +e         +e           
du               +st                                
er/sie/es     +t                 +et        +t
wir              +(e)n           +en       +en
ihr               +t                               +t
sie/Sie        +(e)n          +en        +en
Zet de uitgangen op de juiste plek
+et
+t`
+est

Slide 9 - Drag question

Kies de juiste uitgang:
du mach...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+en

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
Sie streichel...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+n

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
ich geh...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+en

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
er lauf...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+n

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
wir sag...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+en

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
du heiß...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+n

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
ihr find...
A
+et
B
+st
C
+t
D
+en

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
sie (enkelvoud) sitz...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+en

Slide 17 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
du sitz...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+en

Slide 18 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
wir heiß...
A
+e
B
+st
C
+t
D
+en

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
du wart...
A
+est
B
+st
C
+et
D
+en

Slide 20 - Quiz

Kies de juiste uitgang:
sie (meervoud) reis...
A
+t
B
+st
C
+n
D
+en

Slide 21 - Quiz

Sportlich betekent:
A
Sportief
B
Sporten
C
Spoorlicht
D
Spoorbaan

Slide 22 - Quiz

die Verwandten betekent:
A
de ovenwanten
B
de verre wanden
C
de familieleden
D
de families

Slide 23 - Quiz

die Eltern betekent
A
de kinderen
B
de ouders
C
de grootouders
D
de kleinkinderen

Slide 24 - Quiz

Schrijf in het Duits:
de grootouders

Slide 25 - Open question

Schrijf in het Duits:
de tante

Slide 26 - Open question

Schrijf in het Duits:
de vader

Slide 27 - Open question

Schrijf in het Duits:
de zussen

Slide 28 - Open question

Schrijf in het Duits:
de broers en zussen

Slide 29 - Open question

Schrijf in het Duits:
de broer

Slide 30 - Open question

Schrijf in het Duits:
de broers

Slide 31 - Open question

Schrijf in het Duits:
de oom

Slide 32 - Open question

Das Ende
Gut gemacht

Succes met het leren voor de SO van vrijdag.
Huiswerk voor volgende week komt in de onlineplanner te staan

Slide 33 - Slide