6.1 hormonen en 6.2 homeostase en regelkringen

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop pakken en opstarten
Binas pakken

Slide 1 - Slide

Bekijk de afbeelding.
- Welke zintuigcellen verliezen als eerst hun werking bij RP?
- Leg je antwoord uit aan de hand van een in de tekst genoemd symptoom van RP

Slide 2 - Open question

Bij staar kan de ooglens vervangen woorden door een kunstlens. Nadeel is dat met een kunstlens het oog niet meer kan accommoderen zoals bij een gezond oog. Wat betekent dit voor het gezichtsvermogen van de patiënt?
A
Het regelen van de lichtintensiteit kan niet worden uitgevoerd, maar het scherpstellen van het beeld op het netvlies wel
B
Het regelen van de lichtintensiteit kan wel worden uitgevoerd, maar het scherpstellen van het beeld op het netvlies niet
C
Zowel het regelen van de lichtintensiteit als het scherpstellen van het beeld op het netvlies kunnen niet plaatsvinden

Slide 3 - Quiz

Hoe blijft jouw bloedsuikerspiegel rond de norm?
Ben je aan het sporten, dan wordt er een hormoon afgegeven waardoor je alsnog voldoende glucose in je bloed hebt. Hoe doet je lichaam dat?


Leerdoelen:
- Je kunt uitleggen wat hormonen zijn en hoe ze in het lichaam werken (en uitgewerkt raken)
- Je kunt noemen welke belangrijke hormoonklieren er zijn
- Je kunt uitleggen hoe een negatieve terugkoppeling werkt

BRON: BINAS 89, §6.1 & 6.2

Slide 4 - Slide

Succescriteria
- Je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: hormonen, endocriene en exocriene klieren, (hormoon)receptor, doelwitcel of -orgaan

- Je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken



BRON: BINAS 89, §6.1 & 6.2

Slide 5 - Slide

Homeostase
Je lichaam is in evenwicht
lichaamsprocessen verlopen alleen maar goed als de omstandigheden in je lichaam zo veel mogelijk constant zijn. Je lichaam probeert veranderingen dan ook zo snel mogelijk op te heffen.
  • Stoffen waarvan er te veel in je bloed komen, worden verwijderd. Dat heet uitscheiding
  • Stoffen waarvan er te weinig zijn, worden aangevuld.


Dit wordt aangestuurd door je zenuwstelsel en door je hormoonstelsel

Slide 6 - Slide

hormoonklier
bloed
doelwitorgaan
een orgaan dat een hormoon produceert en secreteert. Hormoon=signaalstof
een hormoon wordt ALTIJD afgegeven aan het bloed. Via het bloed wordt het hormoon vervoerd
het doelwitorgaan is opgebouwd uit cellen die specifiek reageren op het hormoon. Dit hormoon beïnvloedt zo de werking van dit orgaan

Slide 7 - Slide

Klieren
1) Endocriene klier - geeft hormoon direct aan bloed af
2) Exocriene klier = zweet-/ speekselklier en geeft af aan de omgeving

Hormoonklieren produceren hormonen. Hormonen kunnen zich niet aan alle cellen binden en dus een reactie veroorzaken. Geen hormoonreceptor = geen reactie.

Productie door hormoonklieren
Afbraak/ verwijderen door lever/nier

Slide 8 - Slide

(hormoon)klieren
1) Endocriene klier - geeft molecuul direct aan bloed af
2) Exocriene klier = zweet-/ speekselklier en geeft af aan de omgeving

Welke van de twee klieren zijn hormoonklieren?


BINAS 89A
BINAS 89B

Slide 9 - Slide

Bedenk minimaal één verschillen tussen het hormoonstelsel en het zenuwstelsel.

Slide 10 - Open question

6.2 homeostase en regelkringen
homeostase = stabiele en gelijkmatige toestand in lichaam 

Negatieve terugkoppeling = het eindproduct werkt remmend op het proces
- des te meer product, des te meer remming
- des te minder product, des te minder remming

doel = eindproduct binnen bepaalde waarden houden (binas 89C)

Slide 11 - Slide

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een + staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er meer hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst gestimuleerd in zijn werking.

Slide 12 - Quiz

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een + staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan gaan er meer impulsen over de baan die aangegeven wordt door de pijl.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst gestimuleerd door impulsen.

Slide 13 - Quiz

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een - staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er minder hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst geremd in zijn werking.

Slide 14 - Quiz

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een - staat bij een pijl in een regelkring van het zenuwstelsel?
A
Dan gaan er minder impulsen over de baan die aangegeven wordt door de pijl.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst geremd door impulsen.

Slide 15 - Quiz

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat is het effect als er in een regelkring alleen maar + staat?
A
Positieve terugkoppeling: versterking van het resultaat.
B
Negatieve terugkoppeling: een evenwicht.

Slide 16 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De melkgift komt op gang als een baby bij de moeder gaat drinken.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 17 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De lichaamstemperatuur is ongeveer 37 graden Celsius.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 18 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Een actiepotentiaal begint doordat er Na+ door het membraan stroomt.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 19 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Het zuurstofgehalte in het bloed blijft binnen bepaalde grenzen.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 20 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 21 - Quiz

Wat is het verschil tussen endocriene en exocriene klieren?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Link

Huiswerk
Namens David Vahl: toetsvragen 5.6
Alle opdrachten van 6.2

Klaar? Oefen op biologiepagina.nl

Slide 24 - Slide