Lezen: Tekstverbanden en signaalwoorden (2)

Welkom!

timer
10:00
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!

timer
10:00

Slide 1 - Slide


Lesdoelen

Uitleg 

Oefenen

Evalueren


Slide 2 - Slide

Lesdoelen

Aan het eind van deze les..

  • kun je tekstverbanden herkennen a.d.h.v. signaalwoorden
  • kun je het oorzakelijk verband, samenvattend verband en vergelijkend verband in een tekst herkennen.

Slide 3 - Slide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 4 - Slide

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 5 - Slide



Op mijn school zijn de regels helemaal niet streng in vergelijking met de regels bij mijn zus.

Slide 6 - Slide

8. Het vergelijkend verband
Met een vergelijkend verband maakt de auteur iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.

Herken je aan: in vergelijking met, net als, als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met




Slide 7 - Slide


Doordat het glad is, gaan veel fietsers onderuit. 

Slide 8 - Slide

9. Het oorzakelijk verband
Dit verband geeft aan waardoor iets gebeurt. 

Je herkent dit verband aan de signaalwoorden: doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij

Het oorzakelijk verband lijkt op het redengevend verband. Verschil: bij een reden neem je zelf een besluit om iets wel of niet te doen. Bij een oorzaak gebeurt iets buiten jouw wil.

Slide 9 - Slide

Kortom, als je totaal buiten adem raakt moet je even een seintje geven. De coopertest kan best pittig zijn voor de eerste keer.

Slide 10 - Slide

10. Het samenvattend verband
De auteur geeft een verkorte weergave van eerdere informatie in de tekst.

Het gaat dus niet om een conclusie!

Signaalwoorden: kortom, samengevat, met andere woorden, al met al




Slide 11 - Slide

Zelf aan de slag
Maken: Cursus 1, §3 Tekstverbanden en signaalwoorden (2),  opdr. 

Alles af?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig.
2. Huiswerk ander vak afmaken.
3. Leren toets / lezen.


Slide 12 - Slide


  • Wat heb je vandaag geleerd?


  • Heb je nog vragen?



Evaluatie

Slide 13 - Slide