Oefenen 1

Oefenen 1
1 / 29
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenen 1

Slide 1 - Slide

Koppel de juiste beschrijving (links) aan de juiste theorie (rechts).
Je kan de antwoorden slepen.
Injectienaaldtheorie
Theorie van de selectieve perceptie
Framingtheorie 
Agendatheorie
Theorie die laat zien dat de media weinig invloed hebben op de manier waarop mensen denken, maar veel invloed op de onderwerpen waarover we denken.
Theorie die  laat zien dat de media veel directe invloed hebben op het doen en laten van mensen.
Theorie die die er vanuit gaat dat de media een onderwerp op een bepaalde manier belichten. 
Theorie die laat zien dat de media alleen invloed hebben op datgene wat mensen willen horen of zien.

Slide 2 - Drag question

Injectienaaldtheorie
Framingtheorie
Agendatheorie
Theorie van de selectieve perceptie
"De tv bepaalt over welke actuele onderwerpen we praten."
"De tv bepaalt op welke manier we over actuele onderwerpen praten." 
"Wanneer iemand iets op tv ziet neemt hij dat een op een over"
"Iedereen kijkt tv vanuit zijn eigen referentiekader."

Slide 3 - Drag question

Media hebben veel invloed op wat we denken
Media hebben niet zo veel invloed op wat we denken
Injectienaaldtheorie
Framingtheorie
Agendatheorie
Theorie van selectieve perceptie

Slide 4 - Drag question

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 5 - Drag question

OBJECTIEF
SUBJECTIEF

Slide 6 - Drag question

Waar gaan de verschillende  invalshoeken over?
Maak de goede combinaties.
Politiek-juridische invalshoek
`Sociaal-economische invalshoek
`Sociaal-culturele invalshoek
Veranderings- en vergelijkende invalshoek
Alles dat te maken heeft met wetten en regels. 
Heeft te maken met geld en hoe dit verdeeld wordt.
Welke cultuur, waarden, normen en meningen er zijn.
Meningen en veranderingen van heden/verleden.

Slide 7 - Drag question


Een maatschappelijk vraagstuk kun je vanuit verschillende invalshoeken
  bekijken. 
→ In welk citaat uit tekst 1 is de veranderings- en vergelijkende invalshoek te herkennen?



A
“Ruim de helft van de Nederlanders heeft nog nooit van ransomware gehoord”
B
“Het virus gijzelt je computer door bestanden ontoegankelijk te maken en geeft deze pas vrij als je losgeld hebt betaald.”
C
“In 2015 had 65% van de Nederlanders nog nooit van ransomware gehoord. Inmiddels is dit gedaald naar 53%.”
D
“Alert Online is de jaarlijkse bewustwordingscampagne die dit jaar plaatsvindt van 3 tot en met 14 oktober 2016.”

Slide 8 - Quiz


1: injectienaaldtheorie
2: agendatheorie
3: theorie van de selectieve perceptie
4: framingtheorie
Zet de theorieën in volgorde van meeste naar minste invloed
A
3-2-4-1
B
1-4-3-2
C
1-2-3-4
D
1-4-2-3

Slide 9 - Quiz

In ieder journaal gaat het over corona dus in mijn familie wordt er ook veel over gepraat.
A
Injectienaaldtheorie
B
Agendatheorie
C
Selectieve perceptie

Slide 10 - Quiz

Welke theorie past bij 'manipulatie' en 'indoctrinatie' ?
Welke theorie past bij 'manipulatie' en 'indoctrinatie' ?
A
Injectienaaldtheorie
B
Selectieve perceptietheorie
C
Agendatheorie
D
Framingtheorie

Slide 11 - Quiz

In een reclame wordt verteld hoe lekker een hamburger is maar niet dat er veel vetten in zitten.
A
Indoctrinatie
B
Manipulatie
C
selectieve perceptie

Slide 12 - Quiz

Gedragsregels:
Regels waaraan men zich moeten houden (normen en waarden) over hoe je je hoort te gedragen (gedragscode/code of conduct).

Norm
Waarde
verwachting wat men heeft over wat wel en niet hoort

wat mensen belangrijk vinden om na te streven

Slide 13 - Drag question

Sleepvraag 
Is het een norm of een waarde?
Norm
Waarde
Niet op je mobiel tijdens de les
Gelijkheid
Vriendelijkheid
Iemand begroeten die je kent
Een oud vrouwtje helpen oversteken
Respect
Geen rommel op straat gooien

Slide 14 - Drag question

Wat is geen actor in de verzorgingsstaat?
A
Overheid
B
Burger
C
Bedrijven
D
Sociale zekerheid

Slide 15 - Quiz

Vrijheid van journalisten om berichten te maken zonder eerst toestemming te vragen
A
Kwaliteitsjournalistiek
B
Populaire journalistiek
C
Persvrijheid
D
Communicatie

Slide 16 - Quiz

Wat is een belang?
A
Dat wat jij belangrijk vindt
B
De invloed die je uitoefent
C
Iets dat altijd botst
D
Het voordeel dat je ergens van hebt

Slide 17 - Quiz

Als het belang van de een botst met het belang van de ander noem je dat:
A
Ruzie
B
onenigheid
C
belangentegenstelling
D
belangstelling

Slide 18 - Quiz

Journalisten gebruiken een aantal criteria om zo objectief mogelijk het nieuws te brengen.
Lees de volgende uitspraak goed en geef aan of het juist of onjuist is.

“Hoor en wederhoor is niet nodig als je meer dan één bron hebt.”

A
Dit is juist
B
Dit is onjuist

Slide 19 - Quiz

Een journalist die op GroenLinks stemt zal eerder over milieuvervuiling schrijven van een journalist die op FvD stemt. Dit heeft te maken met:
A
Is het uitzonderlijk?
B
Commerciële belangen
C
Nabijheid
D
Referentiekader

Slide 20 - Quiz

Wat is hier het selectie criteria?
A
Actueel
B
Nabijheid
C
Bijzonder of uitzonderlijk
D
Eigen identiteit krant

Slide 21 - Quiz

Welk selectiecriterium zorgde er vooral voor dat dit bericht in het nieuws kwam?
A
Nabijheid.
B
Actualiteit.
C
Belangstelling van de doelgroep.
D
Het uitzonderlijke van de gebeurtenis.

Slide 22 - Quiz

Een van de uitgangspunten van het overheidsbeleid
wat betreft media is persvrijheid. Wat is het andere uitgangspunt?

Slide 23 - Open question

Verschillen in referentiekader zijn nogal eens de oorzaak van communicatieproblemen.

Wat is een referentiekader?





A
Overnemen van de houding en de manier van doen van de persoon met wie iemand het eens is.
B
Een vaste, voorspelbare manier waarop mensen op elkaar reageren als ze elkaar al langere tijd kennen.
C
Het geheel van persoonlijke waarden, normen, kennis en ervaringen.
D
Informatiedrager, die zorgt voor de overdracht van de boodschap.

Slide 24 - Quiz

Wat betekent 'hoor en wederhoor'?
A
Dat je luistert naar alle partijen
B
Dat je alles van 1 kant belicht
C
Dat je alle directeuren interviewt
D
Dat je luistert en je mening geeft

Slide 25 - Quiz

Wat zijn de kernmerken van een maatschappelijk vraagstuk?

Slide 26 - Open question

Media kunnen een socialiserende functie hebben omdat:
A
ze voor de gezelligeheid worden bekeken
B
ze normen en waarden overdragen
C
omdat ze je mening vormen
D
je op die manier informatie krijgt

Slide 27 - Quiz

De massamedia vervullen verschillende functies.
Welke functie vervult afbeelding 1 vooral?

A
de amusementsfunctie
B
de informatiefunctie
C
de socialiserende functie

Slide 28 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een maatschappelijk probleem in Nederland?
A
Woningnood
B
Te veel zon op het strand
C
Te weinig festivals in de zomer
D
De prijs van smartphones

Slide 29 - Quiz