This lesson contains 41 slides, with text slides and 4 videos.
1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)
2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)
3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)
4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)
5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)
6 Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling. (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)
7 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)
8 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici, musici)
9 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)
Een enkelvoudige zin heeft maar 1 pv, een samengestelde zin heeft meerdere pv's.
Hoofdzin + Bijzin (+Bijzin)
Hoofdzin + Hoofdzin
Een hoofdzin is een zelfstandige zin. Een bijzin is een afhankelijke zin die niet kan bestaan zonder een hoofdzin.
In een hoofdzin staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats. In een bijzin staat de persoonsvorm meestal verder naar achteren.
Ik vertrouw die politicus niet (hoofdzin), omdat hij al vaak gelogen heeft (bijzin).
Je moet niet meteen boos worden (hoofdzin), als hij een fout maakt (bijzin).