DISK thema 4 eten - les 3 - gebiedende wijs


NT2
groep 1



dinsdag 12 november


1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


NT2
groep 1



dinsdag 12 november


Slide 1 - Slide

Hoe gaat het?
DISK
Hoe ver ben je?

Don't forget!
> grammaticatrainer
> send me the "taken"

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Controleren werkwoordspelling
  • DISK Thema 4 - eten
  • Gebiedende wijs
  • Spreken
  • Schrijven

Slide 3 - Slide

Gebiedende wijs

Slide 4 - Slide

Gebiedende wijs
Sta op! > get up!
Loop naar het bord!
Doe het raam dicht! > close the window!
Doe het raam weer open!
Klap in je handen! > clapp your hands!
Ga weer zitten! > sit down

Slide 5 - Slide

Theorie
Gebiedende wijs:

– Het werkwoord staat vooraan in de zin.
– De werkwoord staat in de ik-vorm.
– Er staat geen wie/wat in (het eerste deel van ) de zin.
– Er staat vaak een uitroepteken (!) achter de zin.

Slide 6 - Slide

Bij de gebiedende wijs
schrijf je de ik-vorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Zinnen met een gebiedende wijs hebben geen wie/wat in het eerste deel van de zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Even oefenen...

Slide 9 - Slide

Welke zin staat in de gebiedende wijs?
A
Je moet opletten hoor!
B
Let op!

Slide 10 - Quiz

Welke zin staat in de gebiedende wijs?
A
Je mag niet bewegen!
B
Je moet niet bewegen.
C
Beweeg je niet.

Slide 11 - Quiz

Welke zin staat in de gebiedende wijs?
A
Maak het eten op smaak met zout en peper.
B
Je moet het eten even op smaak brengen.

Slide 12 - Quiz

geven

.... die meneer eens een hand!
A
geven
B
geef
C
gaf
D
geeft

Slide 13 - Quiz

Waar is de spelling juist?

A
Wordt niet boos!
B
Wort niet boos!
C
Wor niet boos!
D
Word niet boos!

Slide 14 - Quiz

Waar is de spelling juist?
A
Bied 20 euro!
B
Biet 20 euro!
C
Biedt 20 euro!
D
Bidt 20 euro!

Slide 15 - Quiz

Maak een zin in de gebiedende wijs met 'bakken-pannenkoeken-pan'

Slide 16 - Open question

Maak een zin in de gebiedende wijs met 'roeren- melk - in de kom'

Slide 17 - Open question

Nieuwe woorden - thema 4 - eten

Slide 18 - Slide

het avondeten
  • zelfstandig naamwoord (noun)
  • wat je 's avonds eet (warm)
  • het ontbijt - het avondeten
  • zin: Ik heb zin in het avondeten

Slide 19 - Slide

het bestek
  • zelfstandig naamwoord (noun)
  • daar eet je mee
  • het bestek: mes, vork, lepel
  • zin: Het bestek ligt naast het bord (the plate).

Slide 20 - Slide

ongezond
  • bijvoeglijk naamwoord (adjective)
  • niet gezond (unhealthy)
  • gezond <-> ongezond
  • niet goed voor je   gezondheid
  • zin: Een donut is ongezond.
Ongezond
Gezond

Slide 21 - Slide

snijden
  • werkwoord (verb)
  • "kapot" maken 
  • je gebruikt een mes om te snijden
  • zin: Ik snijd de appel in stukjes (in pieces).

Slide 22 - Slide

bestellen
  • werkwoord (verb)
  • in een restaurant om eten   vragen (to order)
  • zin:
    Ik wil een toetje bestellen
    (I want to order a desert)

Slide 23 - Slide

Wat eet jij? Vertel het !
Ontbijt = breakfast

Lunch = lunch

Avondeten = dinner

Tussendoor = in between

Slide 24 - Slide

Schrijven - hand out

Verbeter de fouten in je werk van vorige week.

Maak twee nieuwe pagina's.

Slide 25 - Slide

Do you remember?
HEBBEN = TO HAVE
Ik ???
Hij / zij / u ???
Jij ???
Wij hebben
Zij hebben
Jullie hebben

Slide 26 - Slide