Week 13 (tot 27 maart)

Spaans




Mevrouw de Cuba 

1 / 20
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Spaans




Mevrouw de Cuba 

Slide 1 - Slide

Las reglas
  • Ik ben altijd op tijd
  • Ik heb altijd mijn spullen bij me (Schooltas, boek, pen, schrift, laptop)
  • Ik ben beleefd zowel tegenover de docent als tegenover  mijn klasgenoten
  • Als iemand anders aan het woord is, ben ik stil
  • Mijn taalgebruik is gepast
  • Toetsen worden alleen met een pen gemaakt


 

Slide 2 - Slide

Objetivos
  • Je leert de Spaanstalige landen van de wereld
  • Je bent bekend met de voca van unidad 5. 
  • Je bent bekend met de grammatica van unidad 5.
  • Je maakt kennis met het betrekkelijk voornaamwoord en oefent hiermee.

Slide 3 - Slide

Unidad 5
Quiz: 
 Check volgende dia voor link naar de quiz.

Maak de test op Quizlet:
Frases clave 
+ 5.1 t/m 5.5
Ik kan controleren wie het wel en niet heeft gemaakt!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Link

Unidad 6

Slide 6 - Slide

Toets Unidad 6:

Vocab. 6.1 t/m 6.5;
Frase clave p.6-7;

Grammatica:
nr. 11 betrekkelijk vnw;
nr. 15ab trappen van vergelijking;
nr. 30-31 ser-estar-hay;
nr. 35 presente;
nr. 36-37 presente perfecto, ook onregelmatig;
nr. 38 futuro inmediato ir a + inf;
getallen TB p.97 (1-100 in beide richtingen)


Praktische opdracht:

Landenopdracht 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

¿En cuántos países se habla español?
A
24
B
11
C
25
D
21

Slide 9 - Quiz

Welke landen zijn het?
Schrijf een aantal op

Slide 10 - Mind map

Relacionar 
¿Qué? TB p. 78-79  ' el viaje de Jorge'
Lees de opdracht: de reis van Jorge. En su cuaderno de viaje/ reisdagboek beschrijft Jorge su ruta por Latinoamérica.
Kies bij elke beschrijving de juiste vervolgzin.

Slide 11 - Slide

Ejercicio 1

 Voc. p.32 ejercicio 1: geografische namen
Ejercicio 2

   Voc. p.34 ejercicio 3:  
geografische informatie zoeken op internet

Slide 12 - Slide

Gramática
Betrekkelijk voornaamwoord


Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Bijvoorbeeld: 
Als je twee zinnen verbindt met een betrekkelijk voornaamwoord, gebruik je in het Spaans 'que'.

Amsterdam es una ciudad + La ciudad está en el oeste de Holanda -> Amsterdam es una ciudad que está en el oeste de Holanda.

Slide 15 - Slide

Rellenar 
¿Qué? Voc. unidad 6 p.15
y
Voc. unidad 6 p. 33 ejericio 2
 
LET op: hier heb je ook het verschil tussen al norte / en el norte; zie ok frases clave 1 zin 2-3

¿meta? oefenen met de bezittelijk voornamwoord


Slide 16 - Slide

Eind van elke les reflecteren

Slide 17 - Slide

Wat vond jij van deze les?

Slide 18 - Open question

Wat is je bijgebleven van deze les?

Slide 19 - Open question

De volgende les zou ik graag meer....

Slide 20 - Open question