A2D P3 les 15 - CBZ (29-03-2021)

Mevrouw de Cuba
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Mevrouw de Cuba

Slide 1 - Slide

¿Preguntas?

Slide 2 - Slide

El programa de hoy
  • Empezamos 
  • Intro -5 min 
  • Vocabulario 6.1 - 10 min 
  • Intro landen kennis - 15 min
  • Grammatica - 15 min

Slide 3 - Slide

¡Buen viaje!
Je leert... 
Het gebruik van pretérito perfecto 
de constructie ir a + infinitief 
de onpersoonlijk vorm met se 
de betrekkelijke bijzinnen 
de overtreffende trap 
praten over het weer en de seizoenen 
woorden over reizen, landen, vervoermiddelen en activiteiten 

Slide 4 - Slide

Cijfers periode 4: 
Vocabulario 6.1 t/m 6.5; 
Frase clave unidad 6


Grammatica: 
nr. 11 betrekkelijk vnw; 
nr. 15ab trappen van vergelijking; 
nr. 30-31 ser-estar-hay; 
nr. 35 presente; 
nr. 36-37 presente perfecto, ook onregelmatig; 
nr. 38 futuro inmediato ir a + inf; 
getallen TB p.97 (1-100 in beide richtingen,

PO: Landen kennis (presentatie)

Slide 5 - Slide

Vocabulario
Vertaal de volgende woorden van 6.1 : 

1.  ¡Buen viaje! 
2. la selva 
3.  la ciudad 
4.  caminar, pasear 
5. la ruta 
6. viajar 
7.  la costa 
8.  hasta
9. el siglo 
10.  la selva 
timer
10:00

Slide 6 - Slide

Intro landen kennis en lezen
¿Qué? TB p.78-79 Lees de opdracht en combineer. 
              WB p. 66 Ejercicio 3. Zet de woorden op de juiste plaats in het dagboek van Elías 
¿Tiempo? 15 min 
¿Cómo? individualmente 
¿Meta? introducción 

¿Listo?  WB p. 66 Ejercicio 4, ser o estar. 



timer
15:00

Slide 7 - Slide

Gramática
Betrekkelijk voornaamwoord


Slide 8 - Slide

Betrekkelijk voornaamwoord 'que'
Als je twee zinnen verbindt met een betrekkelijk voornaamwoord, gebruik je in het Spaans 'que'.

Voorbeeld: 
Amsterdam es una ciudad + La ciudad está en el oeste de Holanda 
-> Amsterdam es una ciudad que está en el oeste de Holanda.
‘... een stad, die in het westen ligt.’



Slide 9 - Slide

¡A trabajar!
Voc p. 15  Ejercicio 1

Combina las frases y usa el pronombre relativo 'que'.



timer
15:00

Slide 10 - Slide

 ¡Adiós!

Slide 11 - Slide