What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Voorzetsel (tijd en plaats)
Voorzetsels
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Basisschool
Groep 5
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
4 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Voorzetsels
Slide 1 - Slide
Voorzetsel
Een voorzetsel zegt WAAR
iets of iemand is
(de plaats van iets)
...
naast
het huis.
...
in
de boom.
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Slide 5 - Slide
Waar dient een voorzetsel voor?
Een voorzetsel geeft vaak een
plaats
(waar) of een
tijd
(wanneer) aan.
Voorbeelden:
De pen ligt
op
tafel.
We spelen
na
het eten.
Slide 6 - Slide
Wat is het voorzetsel in deze zin:
“Mijn boek ligt nog op het bureau.”
A
Boek
B
Ligt
C
Op
D
Bureau
Slide 7 - Quiz
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
Ben jij bang
.....................
spinnen?
op
achter
voor
bij
tegen
aan
Slide 8 - Drag question
Wat is het voorzetsel in deze zin:
“Tijdens de wedstrijd was iedereen stil.”
A
Tijdens
B
De
C
Wedstrijd
D
Was
Slide 9 - Quiz
We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het
voorzetsel
Slide 10 - Drag question
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots
..........
zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan
Slide 11 - Drag question
Welk voorzetsel past in deze zin:
“... we naar school gaan, eten we eerst onze boterham op.”
A
Na
B
Op
C
Als
D
Voor
Slide 12 - Quiz
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
Hij schopt de bal
.....................
de goal?
op
achter
in
bij
tegen
aan
Slide 13 - Drag question
Welk voorzetsel past in deze zin:
“Ik speel in de tuin, ... ons huis.”
A
Tussen
B
In
C
Achter
D
Op
Slide 14 - Quiz
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
Doe jij cola
.....................
een glas?
op
achter
in
bij
tegen
aan
Slide 15 - Drag question
Welke van deze woorden is GEEN voorzetsel?
A
Huis
B
Tussen
C
Na
D
Tijdens
Slide 16 - Quiz
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
De prullenbak staat
.....................
de grote kast?
op
achter
naast
bij
tegen
aan
Slide 17 - Drag question
Welke van deze woorden is GEEN voorzetsel?
A
Rond
B
Binnen
C
Vanaf
D
Het
Slide 18 - Quiz
Zet het juiste
voorzetsel
in de zin.
Opa heeft kaas
.....................
zijn boterham?
in
achter
op
bij
tegen
aan
Slide 19 - Drag question
Hoe was de les over voorzetsels?
Ik weet wat voorzetsels zijn.
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 20 - Poll
Slide 21 - Video
Slide 22 - Video
More lessons like this
Voorzetsel (tijd en plaats)
February 2023
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Klare taal 22: voorzetsels deel 2
April 2024
- Lesson with
31 slides
NT2
ISK
Woorden met een vast voorzetsel
May 2020
- Lesson with
12 slides
by
Numo
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
Numo
Voorzetsels en bellen!
September 2024
- Lesson with
11 slides
NT2
ISK
Voorzetsel (tijd en plaats)
October 2023
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Nederlands klas 2: Thema 4, hoofdstuk 2, Voorzetsels
September 2023
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Voorzetsel (tijd en plaats)
April 2024
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Taal: voorzetsels
May 2021
- Lesson with
16 slides
Taal
Basisschool
Groep 5