Les 4

LES 4
  • HISTORISCHE CONTEXT 
     - Romeinse Rijk (ka 5-6-7)
  • HISTORISCHE VAARDIGHEID
     -betrouwbaarheid
1 / 33
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

LES 4
  • HISTORISCHE CONTEXT 
     - Romeinse Rijk (ka 5-6-7)
  • HISTORISCHE VAARDIGHEID
     -betrouwbaarheid

Slide 1 - Slide

Historische context
-Romeinse Rijk

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de 3 verschillende Romeinse bestuursvormen (in juiste tijdvolgorde) noemen.
  • Je kunt uitleggen hoe de Grieks-Romeinse cultuur ontstond
  • Je kunt uitleggen waarom de Romeinen enerzijds neerkeken op de Germanen maar hen anderzijds ook bewonderden.
  • Je kunt uitleggen hoe een einde kwam aan het West-Romeinse Rijk.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welke volgorde is juist over het bestuur van Rome?
A
Democratie- Monarchie- Republiek
B
Republiek- Democratie- Keizerrijk
C
Alleen een monarchie
D
Monarchie- Republiek- Keizerrijk

Slide 5 - Quiz

Rome werd rond 500 v.C. een republiek. Wat is een republiek?
A
Een groot rijk waarin meerdere volken door één volk worden bestuurd
B
Bestuursvorm waarin het volk de hoogste macht heeft
C
Een land zonder koning, waarin de macht is verdeeld onder een deel van burgers
D
Bestuur door een (vaak wrede) alleenheersers

Slide 6 - Quiz

Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?
A
Sterk leger
B
Democratisch bestuur
C
Strategische ligging van de stad Rome
D
Magische toverdrank

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Video

Wat is geen uiting van de klassieke vormentaal?
A
toga dragen
B
badhuis
C
zuilen
D
kerktoren

Slide 9 - Quiz

Een Romeinse kopie uit de 2e eeuw n.C. van twee Griekse beelden. Bij welke 2 kenmerkende aspecten uit de tijd van Grieken en Romeinen passen deze kopieën het beste?
A
Ontstaan van de eerste steden + ontstaan van landbouw
B
Groei van het Romeinse imperium + klassieke vormentaal
C
Confrontatie Romeinen en Germanen + ontwikkeling Griekse stadsstaten
D
Klassieke vormentaal

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Hoe wordt de Grieks-Romeinse cultuur ook wel genoemd?
A
De Griekse cultuur
B
De klassieke cultuur
C
De moderne cultuur
D
De Romeinse cultuur

Slide 12 - Quiz

Wat is een voorbeeld van de Grieks-Romeinse cultuur?
A
Democratisch bestuur
B
Gladiatorenspelen
C
Bouwen met zuilen
D
De Gladius

Slide 13 - Quiz

De verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur
A
Rome aanhang
B
Cultiveren
C
Romanisering
D
Multicultuur

Slide 14 - Quiz

Waarom ontstond de Grieks-Romeinse cultuur?
A
Griekse gebouwen waren makkelijk om te bouwen.
B
De Romeinse elite bewonderde de Griekse cultuur.
C
De culturen leken al erg veel op elkaar.
D
Het was handig om Griekenland te besturen.

Slide 15 - Quiz

Romanisering is het verspreiden van de Grieks-Romeinse cultuur.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Hoe ontstond de Grieks-Romeinse cultuur?
A
De Grieken veroverden Romeinse gebieden en namen hun cultuur over
B
De Romeinen veroverden Griekse gebieden en namen hun cultuur over

Slide 17 - Quiz

Uitwerken leerdoelen
Gebruik het leerboek om de leerdoelen uit te werken (boekje)

Slide 18 - Slide

Historische vaardigheid
Betrouwbaarheid
Leerdoel:
Je kunt de betrouwbaarheid van een bron bepalen en dit uitleggen. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Waarom veroverde Caesar Gallië?

Slide 21 - Slide

Caesar schrijft: 
"De Galliërs waren van nature zeer krijgshaftig en stonden vijandig tegenover de Romeinen. Het was daarom noodzakelijk om hen te onderwerpen, zodat zij geen bedreiging meer zouden vormen voor Rome en zijn bondgenoten. Door deze oorlog te voeren, zorgde ik voor de veiligheid van de Romeinse provincies en breidde ik het gezag van ons rijk uit."

Slide 22 - Slide

Modern boek:
"Caesars verovering van Gallië was bloederig en wreed, met honderdduizenden doden. Zijn verslag was bedoeld om zijn prestaties te verheerlijken en zijn politieke positie in Rome te versterken."

Slide 23 - Slide

7

Slide 24 - Video

00:43
Welke vragen zouden er over een bron gesteld kunnen worden? Bedenk er minimaal 3.

Slide 25 - Open question

01:23
Een geschreven bron is meestal betrouwbaarder dan een ongeschreven bron ...
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 26 - Quiz

02:48
Stel: je doet onderzoek naar het verloop van WO2. Je hebt 2 bronnen: dagboek van een Duitse soldaat én een toespraak van de Britse premier. Welke bron is betrouwbaarder? Verklaar je antwoord!

Slide 27 - Open question

04:58
Met plaatsgebondenheid bedoelen we?
A
Als je je eigen mening gebruikt
B
Als je beïnvloed wordt door je eigen achtergrond
C
Als je geen kennis hebt over het onderwerp
D
Als je beïnvloed wordt door je geloof

Slide 28 - Quiz

05:35
Meer objectief en dus waarschijnlijk betrouwbaarder
A
Twitter
B
Wikipedia

Slide 29 - Quiz

06:41
Welke 4 vragen stel je als je de betrouwbaarheid van een bron wil bepalen?

Slide 30 - Open question

05:35
Subjectief ...
A
vooral meningen
B
vooral feiten

Slide 31 - Quiz

Stel je doet onderzoek naar de collectivisatie (boerderijen worden eigendom van de staat) . Geef een argument voor en tegen de betrouwbaarheid van deze bron.
Doe het zo:
De bron is betrouwbaar omdat ...
De bron is niet zo betrouwbaar, omdat ...

Slide 32 - Open question

Wat vind je nog lastig?

Slide 33 - Open question