4VM - wo011221

1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  • Répéter le grammaire 
  • Préparer le test
  • Les devoirs

Slide 2 - Slide

Grammaire verbes -er/-ir/-re
  • Wat hebben de werkwoorden finir, danser en apprendre met elkaar gemeen?

  • Zijn allemaal regelmatige werkwoorden
  • Finir --> werkwoorden op -ir
  • Danser --> werkwoorden op -er
  • Apprendre --> werkwoorden op -re

Slide 3 - Slide

Groep -er
Hele werkwoord -er 
  • je danse
  • tu danses
  • il/elle/on danse
  • nous dansons
  • vous dansez
  • ils/elles dansent

Slide 4 - Slide

Groep -ir
Hele werkwoord -ir 
  • je finis
  • tu finis
  • il/elle/on finit
  • nous finissons
  • vous finissez
  • ils/elles finissent

Slide 5 - Slide

Groep -re
Hele werkwoord -er
  • j'attends
  • tu attends
  • il/elle/on attend
  • nous attendons
  • vous attendez
  • ils/elles attendent

Slide 6 - Slide

Grammaire - vergrotende/overtreffende trap 
Het meisje is sportiever dan haar zusje. 
De jongen groeit het snelst. 

  • meer dan = vergrotende trap 
  • het snelst = overtreffende trap 

Slide 7 - Slide

Vergrotende trap
Gebruik altijd moins/aussi/plus + que/qu' +  bijvoeglijk naamwoord. 
La fille est plus sportive que sa soeur. 

Moins    -              'minder' 
Aussi    =              'even veel'
Plus      +              'meer' 

Slide 8 - Slide

Attention!
Let op dat het bijvoeglijk naamwoord verandert als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk en/of meervoud is. 

Le garçon est plus sportif que sa soeur. 
La fille est plus sportive que sa soeur. 

Slide 9 - Slide

Attention!
Let op dat bij klinkerbotsing que verandert in qu' 

Je travaille plus vite que Isabel             qu'Isabel.  

Slide 10 - Slide

Overtreffende trap
Gebruik altijd  le plus/la plus/les plus + bijvoeglijk naamwoord

La fille est la plus sportive

Slide 11 - Slide

Attention!
De woorden bon en mauvais hebben hun eigen vergrotende en overtreffende trap. Dus géén (le/la/les) plus/moins/aussi. 

1. Goed - beter - best 
bon - meilleur(e)(s) - le/la/les meilleur(e)(s) 

2. Slecht - slechter - slechtst 
mauvais - mauvais(e)(s) - le/la/les pire(s)

Slide 12 - Slide

Attention!
Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat, wordt het lidwoord nog een keer herhaald. 

C'est la fille la plus nerveuse. 

Welke bijvoeglijk naamwoorden komen voor/achter znw? 
Zie TB. blz 185

Slide 13 - Slide

Oefenen repetitie
  • Slim stampen 
  • Proeftoets blz. 40 
  • Extra oefenblad woordjes 
  • Quizlet/WRTS 
  • ...?

Slide 14 - Slide

Les devoirs
Vendredi 3 décembre

Repetitie hoofdstuk 9 
Zie leeroverzicht op SOM voor leerwerk

Slide 15 - Slide