les comparatifs, adjectifs et adverbes

Révision
  • Trappen van vergelijking
  • met bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Révision
  • Trappen van vergelijking
  • met bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

Trappen van vergelijking
Trappen van vergelijking: 
vergelijkende trap = aussi ... que / qu'
vergrotende trap = plus ... que / qu'
verkleinende trap = moins ... que / qu'

Je kunt een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord gebruiken. Let op dat je de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord maakt! 

Slide 2 - Slide

Overtreffende trap - bijv. nw.
Een overtreffende trap maak je met de woorden le/la/les + plus/moins + bijvoeglijk naamwoord 
Bijv. 
Mon père est le moins sportif, mais ma mère est la plus sportive
Mijn vader is het minst sportief, maar mijn moeder is de sportiefste

Slide 3 - Slide

Overtreffende trap bijwoord 
Een overtreffende trap maak je met de woorden le + plus/moins + bijwoord

Elle court le plus vite. 
Zij rent het snelst



Slide 4 - Slide

Uitzonderingen 
Bijv. nw:
bon - meilleur(e)(s) - le/la/les meilleur(e)(s)
goed - beter - het beste / de beste 

Bijwoord:
bien - mieux - le mieux 
goed - beter - het best 

Slide 5 - Slide

1. François et Marc sont … qu’Eric. (minder aardig)

Slide 6 - Open question

2. Cécile a trouvé une bonne solution mais la solution de Manon est … . (de beste)

Slide 7 - Open question

3. Quel est ................... bâtiment de la ville ? (het grootste)

Slide 8 - Open question

4. Mes cousines sont … que moi. (kleiner)

Slide 9 - Open question

5. L’Afrique est … que la Chine. (armer) -arm= pauvre-

Slide 10 - Open question

6. Mon vélo est presque … que le tien. (even mooi)

Slide 11 - Open question

Au travail 
  • Faites les exercices  37abcd

Slide 12 - Slide