TH1E BS 2 de bouw van botten en BS3 Beenverbindingen
Planning voor vandaag
Afronding BS 2 bouw van botten
Uitleg BS3 beenverbindingen
Huiswerk
Vooruitblik
Tekst
1 / 38
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Planning voor vandaag
Afronding BS 2 bouw van botten
Uitleg BS3 beenverbindingen
Huiswerk
Vooruitblik
Tekst
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kunt de bouw van botweefsel en kraakbeenweefsel beschrijven
Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven
Slide 2 - Slide
B2: De bouw van botten
Botten bestaan uit kalkzouten en collageen (lijmstof)
Kalkzouten geven stevigheid
Collageen zorgt voor de buigbaarheid
Hierdoor zijn ze stevig maar breken ze niet snel
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Fontanellen
Je begint met meer botten dan dat je eindigt
In de loop van de eerste 10-20 jaar verandert kraakbeen in botweefsel
Bijvoorbeeld bij de fontanellen: De ruimte tussen de botten van de schedel van een baby
Slide 6 - Slide
Lesdoelen
Je kunt de bouw van botweefsel en kraakbeenweefsel beschrijven
Je kunt beschrijven hoe de samenstelling van botten verandert tijdens het leven
Slide 7 - Slide
vraag ?
wat is het verschil tussen kraakbeenweefsel en beenweefsel?
Slide 8 - Slide
Verloop lijmstof en kalkzouten
Slide 9 - Slide
Beenverbindingen
Slide 10 - Slide
Weet je het nog?
Het skelet bestaat uit beenderen.
In totaal hebben volwassenen 206 beenderen.
Hoofd, romp en ledematen.
Botgroepen.
Slide 11 - Slide
Voor leerlingen in de klas DEMO Practicum 1
Kijk naar de demo
Beantwoord vraag 1 t/m 3 op blz. 67
Thuiszitters krijgen deze demo volgende week donderdag.
Slide 12 - Slide
Leerdoelen § 4.3
6. Je kunt de beenverbindingen beschrijven. 7. Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven. 8. Je kunt de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.
Je schedelbeenderen zijn verbonden met een naadverbinding.
De naden zijn kronkelig.
Bij een baby zitten de schedelbeenderen nog niet helemaal aan elkaar gegroeid.
Dit noemen we fontanel.
Er is dan nog een beetje beweging tussen de schedelbeenderen mogelijk.
Er is geen beweging mogelijk.
Slide 15 - Slide
Kraakbeenverbinding
Wanneer twee botten met kraakbeen verbonden zijn, noemen we dit een kraakbeenverbinding.
De ribbenkast en ruggenwervel zijn hier voorbeelden van.
Er is weinig beweging mogelijk
Slide 16 - Slide
Bouw van een kogelgewricht
Gewrichtskogel en kom
Gewrichtskapsel
Gewrichtssmeer
Kapselbanden
Kraakbeenlaagje
Slide 17 - Slide
Gewrichten
Gewrichten zijn ook een verbinding tussen 2 beenderen.
Je hebt 3 soorten:
kogelgewricht
scharniergewricht
rolgewricht
Slide 18 - Slide
kogelgewricht
De kop van het bot beweegt in de kom van het andere bot.
Voorbeelden:
schouder - heup
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Video
Scharniergewricht
Een scharniergewricht kan botten alleen maar laten buigen of strekken.
voorbeeld: knie, elleboog
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Rolgewricht
een rolgewricht zorgt ervoor dat twee beenderen langs elkaar kunnen bewegen.
Voorbeeld: je onderarm (spaakbeen/ellepijp)
Er is veel beweging mogelijk.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Slide 25 - Slide
check leerdoelen...
Slide 26 - Slide
Leerdoelen §4.3
6. Je kunt de beenverbindingen beschrijven. 7. Je kunt de bouw van de gewrichten beschrijven. 8. Je kunt de werking beschrijven van het: scharniergewricht, kogelgewricht, rolgewricht.
Slide 27 - Slide
Nr. 1. van afbeelding 1 is de gewrichtskogel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quiz
De ribben en het borstbeen zijn verbonden door gewrichten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quiz
Hoe zit het staartbeen vast aan het heiligbeen?
A
naden
B
vergroeid
C
kraakbeen
D
gewrichten
Slide 30 - Quiz
Welke beenverbindingen zijn beweeglijk?
A
2 en 3
B
1 en 2
C
1 en 3
Slide 31 - Quiz
Botten kunnen op verschillende manieren verbonden zijn. Noem de 4 beenverbindingen.
Slide 32 - Mind map
Wat is de functie van gewrichtssmeer?
A
Slijtage voorkomen
B
Splinteren voorkomen
C
Schok voorkomen
D
Soepeler laten bewegen
Slide 33 - Quiz
Een naadverbinding is ...
A
een beetje beweeglijk.
B
beweeglijk.
C
niet beweeglijk.
Slide 34 - Quiz
Een kogelgewricht zit in je
A
onderarm en onderbeen.
B
schouder en heup.
C
opperarmbeen en ellepijp.
Slide 35 - Quiz
Hoe noem je het bot dat met een kogel vast zit in de kom van de heup?
A
opperarmbeen
B
dijbeen
C
ellepijp
D
spaakbeen
Slide 36 - Quiz
Vertel in eigen woorden wat je deze les geleerd hebt. Noem iets wat je nog niet wist.