KERN les 5

KERN les 5
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

KERN les 5

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
Leerdoel
Theorie
Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Aan het einde van de les weet je wanneer je een hoofdletter gebruikt.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wanneer gebruik je hoofdletters (2 antwoorden zijn correct)?
A
bij namen
B
bij maanden
C
bij heilige namen (bijvoorbeeld god)
D
bij dagen

Slide 6 - Quiz

Welk woord is goed geschreven (let op hoofdletters?
A
nederland
B
Nederland
C
Maandag
D
adidas

Slide 7 - Quiz

Welk woord is goed geschreven (let op hoofdletters)?
A
harry Potter
B
Harry potter
C
Harry Potter
D
alles is verkeerd geschreven

Slide 8 - Quiz

Welk zin is goed geschreven (let op hoofdletters)?
A
'S morgens ga ik naar de tandarts.
B
's Morgens ga ik naar de tandarts.
C
'S morgens ga ik naar de Tandarts.
D
's Morgens ga ik naar de Tandarts.

Slide 9 - Quiz

Welke zin is goed geschreven?
A
valentina maakt veel strafwerk.
B
todor heeft zijn been gebroken.
C
Valentina is op Vakantie.
D
Todor heeft zijn been gebroken.

Slide 10 - Quiz

Wanneer gebruik je hoofdletters (2 antwoorden zijn goed)?
A
bij titels van boeken en films
B
bij talen
C
vakanties
D
aan het einde van een zin

Slide 11 - Quiz

Welk woord is goed geschreven (let op hoofdletters)?
A
boeddha
B
Maandag
C
Docent
D
Boeddha

Slide 12 - Quiz

Een plaatsnaam schrijf je altijd met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Er kan maar één hoofdletter in een zin staan
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quiz

Hoe schrijf je:
zaterdag
A
zaterdag
B
Zaterdag

Slide 15 - Quiz

De broer van Mike speelt voetbal op een hoog niveau.
Zijn de hoofdletters goed?
A
Goede zin
B
Foute zin

Slide 16 - Quiz

De ouders van mijn buurjongen komen uit het Buitenland.
Klopt deze zin?
A
Goed hoofdlettergebruik
B
Fout hoofdlettergebruik

Slide 17 - Quiz

Noteer welk woord nog met een hoofletter geschreven moet worden: Onze kat snoetje moest zaterdag naar de dierenarts voor een prik.

Slide 18 - Open question

Welk woord schrijf je met een hoofdletter?
gelderland – natuurgebied – wandelen
A
Gelderland
B
Natuurgebied
C
Wandelen

Slide 19 - Quiz

Welke zin is juist?
A
ik ga bijna elke zaterdag naar het Stadion.
B
Ik ga bijna elke Zaterdag naar het stadion.
C
Ik ga bijna elke zaterdag naar het stadion .

Slide 20 - Quiz

De maanden van het jaar schrijf je met een hoofdletter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

Wat betekent 'de wetenschapper'?
A
docent
B
iemand die veel weet
C
onderzoeker
D
supermarkt medewerker

Slide 22 - Quiz

Wat betekent 'poseren'?
A
een houding aannemen voor de foto
B
een poes kopen
C
respect hebben
D
onderzoeker

Slide 23 - Quiz

Wat betekent 'ellendig'?
A
slecht of akelig
B
leuk vinden
C
moe zijn
D
met veel tegelijk iets doen

Slide 24 - Quiz

Wat betekent 'het trefwoord'?
A
een belangrijk wood
B
een woord dat niet bestaat
C
een woord dat door jongeren wordt gebruikt
D
een woord waarmee je informatie opzoekt

Slide 25 - Quiz

Maken
Basis: opdracht 1 t/m 12
Kader: opdracht 1 t/m 9

Slide 26 - Slide