Intro Hoofdstuk 5 Bewegen - Paragraaf 5.1 - Bewegingen vastleggen

5.1 Bewegeningen vastleggen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

Items in this lesson

5.1 Bewegeningen vastleggen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
5.1.1 Je kunt uitleggen op welke manieren je een beweging vast kunt leggen.
5.1.2 Je kunt uitleggen hoe je een stroboscopische foto maakt.
5.1.3 Je kunt een afstand-tijdtabel maken van een beweging van een voorwerp.
5.1.4 Je kunt een afstand-tijddiagram tekenen van een afstand-tijdtabel.
5.1.5 Je kunt een afstand-tijddiagram aflezen.

Slide 2 - Slide

Introductie
Het is vaak moeilijk te zien hoe iemand of iets beweegt. Vooral snelle bewegingen zijn met het blote oog niet goed te volgen. Soms wil je toch graag weten hoe zo’n beweging verloopt. Daarom zijn er verschillende manieren bedacht om bewegingen vast te leggen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Bewegingen fotograferen
Eén manier is de beweging met korte tussenpozen te fotograferen. Je krijgt dan een serie foto’s die elk één moment van de beweging laten zien. Als je een beweging filmt, doe je eigenlijk hetzelfde. Ook dan wordt de beweging vastgelegd in een serie beelden. Een videocamera maakt bijvoorbeeld dertig opnames per seconde.

Slide 5 - Slide

Je kunt een beweging ook vastleggen door een stroboscopische foto te maken. Zo’n foto wordt gemaakt in een verduisterde ruimte, met als enige verlichting een stroboscooplamp. Dat is een apparaat dat met regelmatige tussenpozen een lichtflits geeft. De fotograaf laat de sluiter van het fototoestel tijdens de hele beweging openstaan. Elke keer dat de stroboscooplamp een lichtflits geeft, wordt er een moment van de beweging vastgelegd. Alle beelden komen op verschillende plaatsen in dezelfde foto terecht.
  

In afbeelding 1 zie je een stroboscopische foto van een bal die een helling afrolt. De tijd tussen twee flitsen is steeds hetzelfde. De beweging begint in punt A. Doordat de afstand tussen de gefotografeerde bal steeds groter wordt, weet je dat de bal steeds sneller naar beneden rolt.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Je kunt een beweging op verschillende manieren vastleggen.
Om op één beeld meerdere momentopnames vast te leggen, gebruik je
A
een flitser.
B
een stroboscooplamp
C
een tl-lamp
D
een videolamp

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Een afstand-tijdtabel maken
Soms is het handig om een afstand-tijdtabel van een beweging te maken. Je kunt zo’n tabel maken aan de hand van een stroboscopische foto. Je moet dan wel weten:
• hoeveel tijd er tussen de lichtflitsen zit;
• hoe groot de afstanden op de foto in werkelijkheid zijn.
Om de afstand gemakkelijk te kunnen bepalen, staat er vaak ook een meetlat op de foto.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wat moet je beslist weten als je van een stroboscopische foto een afstand-tijdtabel wilt
maken? Kies de twee juiste antwoorden.
A
de tijd tussen de flitsen
B
het aantal flitsen
C
het aantal foto’s
D
hoe groot de afstanden op de foto in werkelijkheid zijn

Slide 13 - Quiz

In afbeelding 1 is de tijdsduur tussen twee lichtflitsen een halve seconde (0,5 s). De afstanden kun je aflezen op de meetlat. Daarbij kijk je steeds naar de rechterkant van de bal.
De beweging begint bij A. Dus zet je in tabel 1 bij A: tijd = 0 s en afstand = 0 cm.
Dan lees je de afstand af tussen A en B. Dat is 3 cm. De bal heeft dus 3 cm afgelegd in 0,5 s. 
Je vult in bij B: tijd = 0,5 s en afstand = 3 cm.
Vervolgens lees je de afstand af tussen A en C. 
Je ziet dat de bal in 1,0 s een totale afstand heeft afgelegd van 10 cm. 
Je vult in bij C: tijd = 1,0 s en afstand = 10 cm.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden

Slide 16 - Slide

Voorbeeld



Hier zie je een voorbeeld van een stroboscopische foto
Gegeven: de tijd tussen de flitsen is altijd 0,5 seconden
We meten de afstand door naar de voorkant van de bal te kijken
I
I
I

Slide 17 - Slide

Eerste stap van een afstand-tijdtabel maken: de tijd invullen



Er is gegeven dat er elke 0,5 
seconden en flits is, daarom 
ziet de afstand-tijdtabel er als
 volgt uit:

Slide 18 - Slide

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij C?
I
A
1 cm
B
10 cm
C
100 cm
D
1 m

Slide 19 - Quiz

Hoeveel afstand heeft de bal afgelegd bij D?
I
A
2,2 cm
B
22 cm
C
220 cm
D
2,2 m

Slide 20 - Quiz

Een afstand-tijddiagram maken
Van een afstand-tijdtabel kun je een afstand-tijddiagram maken. Zo’n diagram maak je als volgt:
• Teken een assenstelsel, met de tijd langs de horizontale as (van links naar rechts) en de afstand langs de verticale as (van beneden naar boven).
• Teken de gegevens uit de tabel als punten in het assenstelsel.
• Teken een lijn die zo goed mogelijk aansluit bij de meetpunten. Dat kan een rechte of een kromme lijn zijn.
In afbeelding 2 zie je in het afstand-tijddiagram de grafiek van de beweging van de rollende bal in afbeelding 1. Je kunt nu bij elk tijdstip de bijbehorende afstand aflezen, en omgekeerd.

Een afstand-tijddiagram maken
Van een afstand-tijdtabel kun je een afstand-tijddiagram maken. Zo’n diagram maak je als volgt:
• Teken een assenstelsel, met de tijd langs de horizontale as (van links naar rechts) en de afstand langs de verticale as (van beneden naar boven).
• Teken de gegevens uit de tabel als punten in het assenstelsel.
• Teken een lijn die zo goed mogelijk aansluit bij de meetpunten. Dat kan een rechte of een kromme lijn zijn.
In afbeelding 2 zie je in het afstand-tijddiagram de grafiek van de beweging van de rollende bal in afbeelding 1. Je kunt nu bij elk tijdstip de bijbehorende afstand aflezen, en omgekeerd.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Jan-Peter maakt een afstand-tijddiagram van een beweging,
Wat moet hij nog langs de horizontale as zetten?
A
afstand (cm)
B
tijd (s)

Slide 23 - Quiz

De tijdsduur tussen twee lichtflitsen is 0,15 s.
Hoeveel seconden heeft de hele beweging geduurd (van het eerste tot het laatste
vastgelegde moment)?
A
6 × 0,15 s = 0,9 s
B
7 × 0,15 s = 1,05 s
C
8 × 0,15 s = 1,2 s
D
9 × 0,15 s = 1,35 s

Slide 24 - Quiz

Met een camera zijn de zes beelden in afbeelding 11 gemaakt. De camera maakt tien beelden per seconde. Hoelang duurt de beweging in afbeelding 11?

Slide 25 - Open question

Aan deze beelden kun je geen metingen doen. Wat ontbreekt daarvoor?

Slide 26 - Open question

Opdrachten maken
Wat: lees paragraaf 5.1 
Hoe: helemaal stil! muziek mag in! 
Hulp: Geen 
Tijd:  ???? minuten lang 
Huiswerk: opgave 1 tm 12 van paragraaf 5.1 
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 27 - Slide