2.2 Luchtdruk

5.2 Luchtdruk
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.2 Luchtdruk

Slide 1 - Slide

Vorige les
  • Deeltjesmodel
  • Moleculen van een stof veranderen niet
  • Moleculen van een stof bewegen voortdurend
  • Moleculen van een stof trekken elkaar aan
  • Fase(overgangen)
  • Mist, dauw en rijp

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de luchtdruk op het aardoppervlak en op jezelf ontstaat.
  • Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de luchtdruk kunt meten.
  • Je kunt de kenmerken van lage- en hogedrukgebieden benoemen.
  • Je kunt het verband tussen de luchtdruk en hoogte in de atmosfeer beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met gasdruk in een afgesloten ruimte.
  • Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de gasdruk kunt meten.
  • Je kunt de absolute druk berekenen als je de overdruk kent, en omgekeerd.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

druk / hoogte
moleculen / hoogte

Slide 11 - Slide

Het meten van luchtdruk

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Manometer
Meet overdruk en onderdruk:

Overdruk: lucht in een band

Onderdruk: lucht in vacuüm

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Aan de slag!
5.2 opdracht 1 t/m 8 + 11

Slide 17 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de luchtdruk op het aardoppervlak en op jezelf ontstaat.
  • Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de luchtdruk kunt meten.
  • Je kunt de kenmerken van lage- en hogedrukgebieden benoemen.
  • Je kunt het verband tussen de luchtdruk en hoogte in de atmosfeer beschrijven.
  • Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met gasdruk in een afgesloten ruimte.
  • Je kunt beschrijven op welke manier je de grootte van de gasdruk kunt meten.
  • Je kunt de absolute druk berekenen als je de overdruk kent, en omgekeerd.

Slide 18 - Slide