Talent H2- tekst 4

Talent H2 (4H)
Tekst 4 - Waarom we in vergaderingen nooit zeggen 
wat we bedoelen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Talent H2 (4H)
Tekst 4 - Waarom we in vergaderingen nooit zeggen 
wat we bedoelen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Slide

Je krijgt een minuut om tekst 4 (blz. 34-36) verkennend te lezen. Daarna maak je in groepen van 4 de vragen op de volgende sheet zonder de tekst opnieuw te bekijken.
-36

Slide 4 - Slide

Opdracht 12: beantwoord in groepen van 4 de volgende vragen zonder de tekst opnieuw te bekijken: 
a. Wat is het onderwerp van de tekst?
b. Wat is de centrale vraag die de tekst stelt?
c. Welke drie antwoorden op deze vraag ben je al tegengekomen?
d. Leg uit dat de tekst een uiteenzetting is.
e. Welke tekstvorm heeft de tekst?
f. Wat is de aanleiding voor het verschijnen van het artikel?


Slide 5 - Slide

a. Wat is het onderwerp van de tekst?
Het onderwerp van de tekst is vergadertaal.

Slide 6 - Slide

b. Wat is de centrale vraag die de tekst stelt?
De centrale vraag die de tekst stelt is: waarom zeggen mensen tijdens vergaderingen nooit wat ze bedoelen? (zie titel)

Slide 7 - Slide

c. Welke drie antwoorden op deze vraag ben je al tegengekomen?.
We gebruiken vergadertaal, omdat:
– We niet van commando’s houden.
– We praten en nadenken tegelijk.
– We net zo willen praten als de baas.
(zie kopjes)

Slide 8 - Slide

d. Leg uit dat de tekst een uiteenzetting is.

De tekstsoort is een uiteenzetting omdat de antwoorden op de centrale vraag allemaal verschillende redenen zijn die ervoor zorgen dat mensen vergadertaal gebruiken. Het zijn verklaringen.

Slide 9 - Slide

e. Welke tekstvorm heeft de tekst?

De tekstvorm is een populairwetenschappelijk artikel.

Slide 10 - Slide

f. Wat is de aanleiding voor het verschijnen van het artikel?
De aanleiding is het boek dat uitkomt: ‘Vergaderen? Niet doen!’

Slide 11 - Slide

Hoeveel van de vragen hadden jullie goed?
06

Slide 12 - Poll

Opdracht 13
Lees tekst 4 nauwkeurig, na de theorie over tekststructuren op de volgende sheets bekeken te hebben.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

13a. Welke vaste tekststructuur heeft de tekst? Leg uit.

Slide 17 - Open question

13b. Noteer drie antwoorden die in de tekst genoemd worden om vergadertaal te gebruiken. Noteer ook de signaalwoorden (opsomming)

Slide 18 - Open question

13c. Op welke wijze gebruiken mensen vergadertaal volgens de tekst? Hoe wijkt hun taalgebruik af? Baseer je antwoord op alinea 8 t/m 11

Slide 19 - Open question

13d. Welke overeenkomst hebben vergadertaal en jongerentaal volgens Ellen de Bruin, de schrijfster van het artikel?

Slide 20 - Open question

Opdracht 14.
Herlees alinea 2, de inleiding die De Bruin zelf bij haar tekst heeft geschreven.

Slide 21 - Slide

14a. Waarom gebruikt zij dit opvallende taalgebruik? Noem twee redenen. Tip: denk aan de functies van een inleiding.

Slide 22 - Open question

14b. Herschrijf de alinea in dagelijks Nederlands.

Slide 23 - Open question