K2a en K2d H3 en H4

Dit zijn twee signaalwoorden die een opsomming aangeven;
A
vervolgens, daarna
B
maar, toch
1 / 11
next
Slide 1: Quiz

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Dit zijn twee signaalwoorden die een opsomming aangeven;
A
vervolgens, daarna
B
maar, toch

Slide 1 - Quiz

Dit zijn twee signaalwoorden die een tegenstelling aangeven:
A
Ten slotte, eerst
B
maar, echter

Slide 2 - Quiz

Is dit waar?
Een mening kan je controleren.
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Wat is een mening?
A
Wat iemand vindt.
B
Als iemand zich wil verdedigen.
C
Iets wat je kunt controleren.

Slide 4 - Quiz

Wat is een argument?
A
Iets wat je kunt controleren.
B
Als iemand zijn mening wil verdedigen.

Slide 5 - Quiz

Is dit waar?
Een feit is te controleren,
een mening is wat iemand vindt.
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Een argument herken je aan signaalwoorden. Welke?
A
ten eerste, ten tweede, ten slotte
B
want, omdat, daarom, namelijk

Slide 7 - Quiz

Hoe kan ik zien wat voor een soort tekst het is?
A
Dan kijk ik naar de titel.
B
Dan kijk ik naar de bron.

Slide 8 - Quiz

De struik zit vol met mieren, kevers en muggen.
Waarvan is dit een opsomming?
A
Van een struik.
B
Van dieren.
C
Van insecten.

Slide 9 - Quiz

Wat is een hoofdzaak?
A
Belangrijkste informatie in een tekst.
B
Minder belangrijke informatie in een tekst.

Slide 10 - Quiz

Kan je een bijzaak weglaten?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz