Een tekst schrijven 2

Een tekst schrijven 2
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Een tekst schrijven 2

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Lesdoel
Uitleg persoonlijk verslag schrijven
Volgordewoorden
Opdrachten maken

Slide 2 - Slide

DOEL


- Je kunt een eenvoudig persoonlijk verslag schrijven 

- Je kunt volgorde woorden gebruiken

- Je kunt een slotzin schrijven

schrijven

Slide 3 - Slide

Een persoonlijk verslag schrijven
Een verslag is een tekst waarin je beschrijft wat je hebt gedaan of wat er is gebeurd, bijvoorbeeld een beschrijving van een sportdag of een excursie. 

Slide 4 - Slide

Een persoonlijk verslag schrijven
Zo schrijf je een persoonlijk verslag:
- Schrijf in de inleiding in het kort waarover je verslag gaat. 
- Vertel in het middenstuk de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn. Gebruik volgordewoorden, zoals: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte.
- Schrijf in je slot je eigen mening.
- Zet boven je verslag een titel en zet je naam onder het verslag. 

Slide 5 - Slide

Volgorde woorden
  • Eerst
  • Dan
  • Daarna
  • Ten slotte

Slide 6 - Slide

Een zin met een volgorde woord 

Eerst doe je boter in de pan.
Dan doe je het vuur een beetje hoger.
Daarna doe je een ei in de pan.
Tenslotte laat je het ei bakken.


Slide 7 - Slide

Eerst
A
poets ik mijn tanden.
B
ik poets mijn tanden.

Slide 8 - Quiz

Dan
A
ik trek mijn kleren aan.
B
trek ik mijn kleren aan.

Slide 9 - Quiz

Daarna
A
kam ik mijn haren
B
ik kam mijn haren

Slide 10 - Quiz

Tenslotte
A
ga ik naar mijn werk.
B
ik ga naar mijn werk.

Slide 11 - Quiz

Mijn ochtend:
Eerst......
A
ik word wakker.
B
word ik wakker.

Slide 12 - Quiz

Dan......
A
eet ik mijn ontbijt.
B
ik eet mijn ontbijt.

Slide 13 - Quiz

Daarna......
A
ik rijd naar mijn werk.
B
rijd ik naar mijn werk.

Slide 14 - Quiz

Tenslotte
A
ik werk tot 12 uur.
B
werk ik tot 12 uur.

Slide 15 - Quiz

Eerst ......
ik - eten - brood

Slide 16 - Open question

Dan.......
ik - drinken - thee

Slide 17 - Open question

Daarna.......
ik - eten - mijn lunch

Slide 18 - Open question

Ten slotte.......
ik - eten - rijst en groenten

Slide 19 - Open question

Opdrachten maken
blz. 132 opdracht 1, 2 en 3
timer
15:00

Slide 20 - Slide