Poëzie Les 1- introductie

Poëzie Les 1- introductie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Poëzie Les 1- introductie

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
-Soorten Rijm en voorbeelden
-Begrippen bij Poëzie
-Beeldspraak
-Huiswerk

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

Rijm (1)
Gepaard rijm (AABB)

De huur betaald. De stoep geschuurd
Een goeie visboer in de buurt.
En een meid die als ze naast je gaat
loopt te zingen over straat.

Slide 4 - Slide

Rijm (2)
Gekruist rijm (ABAB)
Knevelend met verliefde kronen
Ruischend de een, rits’lend de ander,
Zijn beuk en berk gaan samenwonen
Als lotgenooten van elkander


Slide 5 - Slide

Rijm (3)
Omarmend rijm (ABBA)
In zulk een inn’ge eendracht, dat
Men aan de witte schors moet vragen
Wie of het berkenloof zal dragen
En wie in ’t najaar ’t bruinste blad


Slide 6 - Slide

Rijm (4)
Slagrijm (AAAA)
Het is een voor de hand liggend idee
vandaag gebeurt het in dit leescafé
met tekst en zang, in jambe en trochee:
een eerbetoon aan doctorandus P.



Slide 7 - Slide

Rijm (5)
Gebroken rijm (ABCB)
Ik denk niet vaak
Ik denk niet gauw
Maar als ik denk
Denk ik aan jou



Slide 8 - Slide

Rijm (6)
Verspringend rijm (ABCABC)
De wereld is te groot en oud voor dit
Spel van het jonge hart, en het verdriet
Van ‘t avondgrauwen dringt onze oogen binnen
En als ik straks naast haar bij ‘t haardvuur zit,
Zie ‘k door de vensters in een zwart gebied
En hoor den nachtwind gieren langs de tinnen.



Slide 9 - Slide

Welke rijm vind je terug?

Slide 10 - Slide

Begrippen
Assonantie of klinkerrijm: alleen de klinkers rijmen. (1)
Acconssonantie of medeklinkerrijm: alleen de de medeklinkers rijmen. (2)
Alliteratie of beginrijm: verschillende woorden beginnen een zin hebben eenzelfde medeklinker aan het begin.
Rime riche: de rijmende klanken zijn gelijk: noot – nood

Slide 11 - Slide

Begrippen
1) Een duivenveren hemel weerspiegelt in de tere zee
2) Aan elke lering heb ik lak
in elk systeem vind ik een lek
omdat ik niemands zolen lik
en met gevlei geen machtigen lok,
is ’t dat ik niet als anderen luk.
3) Het sluwe slaafje sloeg de slome slager 
 

Slide 12 - Slide

Beeldspraak
1) vergelijking met als, beeld (foto) -> object (werkelijkheid) 
VB: 
-zo trots als een pauw
-Zo groot als een beer

Slide 13 - Slide

Beeldspraak
2) vergelijking zonder als, object + beeld
VB:
-Ze heeft een hart van goud
-Het water is ijskoud

Slide 14 - Slide

Beeldspraak
3) metafoor alleen het beeld, geen werkelijkheid
VB:
-Het is hier een zwijnenstal!
-Met zo'n diploma gaan alle deuren voor je open.

Slide 15 - Slide

Beeldspraak
4) personificatie : dingen menselijke eigenschappen geven
VB:
-Het gevaar loert op elke straathoek
-De koekjes verleiden ons met hun geur

Slide 16 - Slide

Beeldspraak
5) Metonymie: Pars pro toto: deel van het geheel
-even de neuzen tellen
= personen (een neus is een deel van een persoon, maar wordt hier als de persoon zelf beschouwd)

Slide 17 - Slide

Personificatie
Vergelijking
Metonymie
Metafoor
De wind fluisterde door de bomen
Hij was zo snel als een haas
Zij is een schat van een meid
Ik kocht gister een enkele reis
Het leven is een weg met kuilen en hobbels

Slide 18 - Drag question

Huiswerk
- Zoek een gedicht op internet en geef aan wat voor een rijm er wordt gebruikt. (lever in op Magister)
- Neem naar de les een (oud) tijdschrift, schaar en stift mee
(Poëzie workshop!)

Slide 19 - Slide