Beeldspraak & stijlfiguren - voorbeelden

Opdrachten nakijken
H1 blz. 25
H2 blz. 58 en 59
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Opdrachten nakijken
H1 blz. 25
H2 blz. 58 en 59

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

antwoorden H1 en H2
Opdracht 1
1 drieslag
2 climax
3 tegenstelling
4 herhaling
5 omgekeerde climax
6 opsomming
7 herhaling
8 tegenstelling

Opdracht 2
1 personificatie
2 vergelijking
3 herhaling
4 drieslag
5 climax
6 metafoor
7 drieslag
8 tegenstelling


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1
a hyperbool
b understatement
c eufemisme
d eufemisme
e understatement
f hyperbool

Opdracht 2
1 honderd keer – hyperbool
2 Hij kwam, hij zag, hij overwon – drieslag


7 goed, beter, uitmuntend – climax
8 een zee van – hyperbool


3 een volslank figuur – eufemisme
4 geen leren laarzen, geen boots, geen sneakers, maar een paar pantoffels – omgekeerde climax
5 Te weinig om te leven, maar te veelom te sterven – tegenstelling
6 We moeten er nog wel wat aan doen – understatement
7 goed, beter, uitmuntend – climax
8 een zee van – hyperbool

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Terugblik:
* Vergelijking-metafoor-personificatie
* Herhaling-tegenstelling-opsomming (drieslag, climax,  omgekeerde climax)
* Hyperbool- understatement-eufemisme

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Tegenstelling

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Personificatie

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Metafoor

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Hyperbool

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Personificatie

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Personificatie

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Doel
Metonymie
Je kunt verschillende vormen van metonymie herkennen, begrijpen en gebruiken. 


Slide 11 - Slide

This item has no instructions

H3 beeldspraak: metonymie
Meeste beeldspraak berust op een overeenkomst tussen object en beeld:

* Zo licht als een veertje (vergelijking)
* Een gat in de hand hebben (gezegde, metafoor)

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Metonymie
Beschrijft ook een overeenkomst tussen object en beeld:

* Mensen willen meer blauw op straat (= kleur uniform)
* Na het doelpunt juichte het stadion uitbundig (= de ruimte)
* De neus stond aan de top van de misdaadwereld. (= opvallend kenmerk van een persoon)
Beeldspraak = metonymie
Beeld = metoniem 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Andere voorbeelden:
Je noemt een deel, maar bedoelt een geheel.
Neem een bloemtje mee.


Je noemt het geheel, maar bedoelt een deel.
Nederland won van Italië.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Andere voorbeelden
Je noemt de producent, maar je bedoelt het product.
Dit zijn mijn Nikes.

Je noemt de eigenschap, maar bedoelt de persoon.
Dat is die lachebek.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Andere voorbeelden:
Je noemt het materiaal, maar bedoelt een voorwerp.
Hij trapte het leer tussen de doelpalen.

Je noemt het voorwerp, maar bedoelt de inhoud.
Geef mij nog een glaasje

Je noemt een aardrijkskundige naam, maar je bedoelt het product.
Hij drinkt altijd Spa

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

metonymie
Bij een metonymie is er een bijzonder verband tussen het object [O] en het beeld [B]. 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Metonymie
Er zijn dus 8 verschillende vormen binnen metonymie. 
Bij een metonymie worden twee dingen met elkaar vergeleken, die niet op elkaar lijken.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Metonymie:

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

3. Metonymie 

Slide 20 - Slide

Wat is het verschil tussen een metonymie en een metafoor? 


Wat is de metonymie in de volgende zin: 'Even de koppen tellen', zei de docent
A
Even
B
de koppen
C
tellen
D
de docent

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Is het een metafoor of een metonymie?
En weer pakte Sven Kramer goud.

A
metafoor
B
metonymie

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Vergelijking, metafoor, personificatie, metonymie - Welke beeldspraak herken je? - De wind huilt.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Is er een metafoor, een vergelijk of een metonymie?

Ik voel me vandaag zo slap als een vaatdoek.

A
metafoor
B
metonymie
C
vergelijking

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Is het een metafoor of een metonymie?
Het leven is een weg met kuilen en hobbels.

A
metafoor
B
metonymie

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Oranje verloor gisteravond van Duitsland
A
metonymie
B
metafoor
C
vergelijking
D
personificatie

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Geef van onderstaande zin aan of er sprake is van een vergelijking, een metafoor, een personificatie of een metonymie.

De hekkensluiter in de eredivisie zal sowieso degraderen.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Geef van onderstaande zin aan of er sprake is van een vergelijking, een metafoor, een personificatie of een metonymie.

Ik lust nog wel een kopje.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Geef van onderstaande zin aan of er sprake is van een vergelijking, een metafoor, een personificatie of een metonymie.

Toen Selma aan de beurt was, kreeg ze een hoofd als een boei.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Geef van onderstaande zin aan of er sprake is van een vergelijking, een metafoor, een personificatie of een metonymie.

Hoge bomen vangen veel wind.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Geef van onderstaande zin aan of er sprake is van een vergelijking, een metafoor, een personificatie of een metonymie.

De achterbank zat de hele tijd te klieren in de auto.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Geef van onderstaande zin aan of er sprake is van een vergelijking, een metafoor, een personificatie of een metonymie.

De telefoon ligt lekker te slapen op tafel.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Geef van onderstaande zin aan of er sprake is van een vergelijking, een metafoor, een personificatie of een metonymie.

Haar eerste kind was in de ogen van de jonge moeder natuurlijk een wolk van een baby.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van metonymie?
A
Fris en fruitig opstaan
B
De ronde cirkel
C
Oranje wint de beker!
D
Mijn Nike's zijn vies.

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de volgende voorbeelden is een metonymie?
A
De kroon heeft besloten om nieuwe maatregelen in te voeren.
B
De zon schijnt fel vandaag.
C
De kat ligt graag in de zon.
D
De bloemen bloeien in de lente.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Ik begrijp de begrippen vergelijking, metafoor, personificatie en metonymie.
A
Absoluut! Dikke 10 voor het PW!
B
Mwah, deels wel/deels niet.
C
Ik snap er geen snars van.

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag:

Lees theorie blz. 92 goed door!

Opdracht 1 +  2 maken op blz 92 + 93


Slide 37 - Slide

This item has no instructions