Ali, Dylano en Mert waren op het schoolplein naar hem toe gekomen, net toen ze gestopt waren met voetballen. Dylano klom op een hekje en ging daar zitten wiebelen. Mert was geheimzinnig dicht bij Yessin komen staan.
‘Jumbo na school,’ zei Ali.
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Yessin.
‘Voetbalplaatjes. Je weet toch – die liggen achter de kassa.
‘Dat is jatten,’ zei Yessin.
‘Voetbalplaatjes zijn van iedereen.’
Dat is onzin. De klanten betalen er zelf voor, het zit bij de prijs van de boodschappen in. Dat moest Ali zelf ook kunnen bedenken.
‘Het is stelen,’ hield Yessin aan. ‘Toch, Mert?’
Mert keek naar Ali, en Ali zei: ‘Durf je niet? Mietje.’
‘Ben ik niet, maar ik ga niet stelen.’
‘Kippenschijt.’ Dylano sprong van het hekje. ‘Wat is dat nou voor kippenschijt, man. Hij zit je te fokken, hoor, Ali.’
‘Yessin doet gewoon mee,’ zei Ali. En tegen hem: ‘Je wilt toch vrienden met me blijven?’
Toen liep hij weg; Dylano rende voor hem uit en Mert sjokte er braaf achteraan. Yessin kon niet achterblijven. Ali is de coolste jongen van de klas. Hij kan waanzinnig voetballen; hij wordt prof later. Zowat iedereen is vrienden met Ali, de jongens tenminste. Hij haalt niet zulke hoge cijfers als Yessin, dat niet, maar toch bepaalt hij wat er in de klas gebeurt. Als Ali vindt dat Sara weer eens een lesje nodig heeft, dan krijgt Sara een lesje. Hij hoeft maar met zijn vingers te knippen en Dylano en Mert beginnen haar te stangen, net zolang tot ze huilt. Yessin doet ook mee. Je haalt het niet in je hoofd om niet te doen wat Ali wil.
‘Dus na schooltijd bij de Jumbo,’ besloot Ali.
Yessin wilde niet. Maar dat kon hij niet zeggen, anders komt hij alleen te staan. Behalve Ali en zijn vrienden zitten er alleen maar meisjes in de klas. Nou ja, en Ilias – maar die telt niet.
‘Oké dan. Maar ik blijf buiten,’ zei hij. ‘Dan sta ik wel op de uitkijk. En ik hoef geen plaatjes.’