Politiek oefentoets H5 t/m 9 kbl

Maatschappijkunde Politiek
Oefentoets H5 t/m 9
26 meerkeuze/ sleepvragen
kbl
1 / 37
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maatschappijkunde Politiek
Oefentoets H5 t/m 9
26 meerkeuze/ sleepvragen
kbl

Slide 1 - Slide

Tekst 1

Slide 2 - Slide

1. Lees tekst 1. Waar wordt het uiteindelijk besluit over de aanpassingen genomen?
A
Eerste Kamer
B
Provinciale Staten
C
Tweede Kamer
D
Kabinet

Slide 3 - Quiz

Tabel 1

Slide 4 - Slide

2. Bekijk tabel 1.
Is er een lokale partij nodig om een college te vormen dat een meerderheid heeft in de gemeenteraad?

A
Ja, want anders is er geen meerderheid te verkrijgen.
B
Ja, want het is verplicht één lokale partij in het college op te nemen.
C
Nee, want alleen landelijke partijen mogen wethouders leveren.
D
Nee, want ook zonder een lokale partij kan er een meerderheid in het college gevormd worden.

Slide 5 - Quiz

Tekst 2

Slide 6 - Slide

3. Lees tekst 2. 1
De wet is al aangenomen door de koning.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

4 Lees tekst 2.
De wet wordt namens een minister ingediend.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

5. Lees tekst 2.
De wet wordt, als hij wordt aangenomen, ook in de Europese Unie
ingevoerd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quiz

6. Lees tekst 2.
De wet wordt aangenomen als er minstens 38 Eerste Kamerleden vóór
stemmen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

Tekst 3

Slide 11 - Slide

7. In tekst 3 staat dat de wet zorgvuldig uitgevoerd moet worden.
Wie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de nieuwe wet uit tekst 3?

A
de fractie van D66
B
Hoge Raad
C
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
D
voorzitter van de Eerste Kamer

Slide 12 - Quiz

Tekst 4

Slide 13 - Slide

8. Lees tekst 4. Welke woorden moeten op nr 1 en 2 komen te staan?
A
1. Kabinet 2. Ministers
B
1. Staatssecretaris 2. Burgemeester
C
1. Commisaris van de Koning 2. College van B en W
D
1. het college van Gedeputeerde Staten 2. College van B en W

Slide 14 - Quiz

Tekst 5

Slide 15 - Slide

9. Lees tekst 5. Welke instantie heeft het wetsvoorstel uit tekst 5 wel aangenomen?
A
Hoge Raad
B
Tweede Kamer
C
Kabinet
D
het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Slide 16 - Quiz

10. Het parlement controleert de regering.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

11. De regering dient moties in om wetten te kunnen wijzigen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

12. Het kabinet kan een Tweede Kamerlid dwingen af te treden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quiz

13. De regering bestuurt het land.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Afbeelding 1

Slide 21 - Slide

14. Bekijk afbeelding 1.De nieuwe ploeg van minister-president Rutte is bekend. Ministers en
staatssecretarissen zijn door de koning beëdigd.
Welke personen staan op de foto op afbeelding 1?
A
de fractievoorzitters van de Eerste en Tweede Kamer
B
de leden van de nieuwe regering
C
de leden van het nieuwe kabinet
D
de nieuw gekozen Tweede Kamerleden

Slide 22 - Quiz

Lees tekst 6

Slide 23 - Slide

15. Lees tekst 6.
De gemeenteraad voert zijn eigen besluiten uit.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

16. Een gemeente mag regels invoeren die een aanvulling zijn op
landelijke wetten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

17. Een gemeente heeft gekozen volksvertegenwoordigers.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

18. Een gemeente heeft een dagelijks bestuur dat bestaat uit de
gemeenteraad en de burgemeester.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Afbeelding 2

Slide 28 - Slide

19. Bekijk afbeelding 2. De PVV zit niet in het college van de Gedeputeerde Staten van Limburg. Hoeveel partijen zijn er dan minstens nodig om in de Gedeputeerde
Staten van Limburg een meerderheid te vormen?
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 29 - Quiz

20. Koning Willem-Alexander is het staatshoofd van het Koninkrijk der
Nederlanden.
Welke uitspraak over Koning Willem-Alexander is juist?
Koning Willem-Alexander
A
heeft officieel veel politieke macht.
B
is verantwoordelijk voor het beleid van de minister-president.
C
is verantwoordelijk voor zijn eigen uitspraken.
D
overlegt regelmatig met de minister-president

Slide 30 - Quiz

21. Het Parlement bestaat uit...
A
De Eerste en Tweede Kamer
B
Koning en Ministers
C
Ministers en staatssecretarissen

Slide 31 - Quiz

22. Hoeveel leden zitten er in de Eerste Kamer?
A
75
B
76
C
100
D
150

Slide 32 - Quiz

23. Hoeveel leden zitten er in de Tweede Kamer?
A
75
B
150
C
200
D
250

Slide 33 - Quiz

De Tweede Kamer heeft twee taken: de controlerende en de wetgevende.  Geef aan bij welke taak van de Tweede Kamer elk recht hoort. 
Controlerende taak
Wetgevende taak
Recht van initiatief
Recht van interpellatie
Recht van amendement
Recht van enquete

Slide 34 - Drag question

Koning
Burgemeester
Parlement
Commissaris van de Koningin 
college van burgemeester en wethouders 
Provinciale Staten
kabinet 

Slide 35 - Drag question

26 Hoeveel zetels moet je hebben voor een meerderheid van de Tweede Kamer?
A
38
B
75
C
76
D
150

Slide 36 - Quiz

Einde oefentoets

Slide 37 - Slide