B&F, spelling, blok 4 week 2 les 3

Spelling 
Blok 4 week 2 les 3

Persoonsvorm
1 / 28
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling 
Blok 4 week 2 les 3

Persoonsvorm

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat wordt de vraagzin bij deze zin?

Sara fietst naar Emine.
A
Sara fietst naar Emine.
B
Loopt Emine naar Sara?
C
Fietst Sara naar Emine?
D
Sara heeft naar Emine gefietst.

Slide 3 - Quiz

Fietst komt vooraan in de vraagzin te staan.

Dit betekent dat fietst de persoonsvorm is!

Slide 4 - Slide

Wat wordt de vraagzin?
Haar beste vriendin woont in Beekbergen.

Slide 5 - Open question

Wat is dus de persoonsvorm in de vorige zin?

Slide 6 - Open question

Wat wordt de vraagzin?

Ze bewondert de verschillende kleuren.

Slide 7 - Open question

Wat is dus de persoonsvorm in de vorige zin?

Slide 8 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

We bestuderen de reptielen.

Slide 9 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Ze bewegen erg snel.

Slide 10 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Dat is ontzettend interessant.

Slide 11 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

De verzorger geeft ze te eten.

Slide 12 - Open question

Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden?
we gaan met de auto naar zeeland.

Slide 13 - Open question

Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden?
pim en zijn vader wonen in goes.

Slide 14 - Open question

Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden?
eerst rijden we delft uit.

Slide 15 - Open question

Welke woorden moeten met een hoofdletter geschreven worden?
dan rijden we naar rotterdam.

Slide 16 - Open question

Vanaf de volgende slide begint het dictee. 

Succes!

Slide 17 - Slide


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question


Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question


Slide 22 - Open question


Slide 23 - Open question

Nu de zin. Denk aan de
hoofletters en leestekens.

Slide 24 - Open question

Wat is de persoonsvorm in
de zin?

Slide 25 - Open question

Wat is het zelfstandig
naamwoord in de zin?

Slide 26 - Open question

Wat is het bijvoeglijk
naamwoord in de zin?

Slide 27 - Open question

Dit was het einde van de les
Maak nu de les in Gynzy (blok 4 week 2 les 3)

Slide 28 - Slide