Bi-3M-3.1 en 3.2 Organismen in hun omgeving en Planten (Paulien)

3.1 Organismen in hun omgeving

Theorie
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3.1 Organismen in hun omgeving

Theorie

Slide 1 - Slide

3.1 Leerdoelen
Je kent de verschillen tussen biotische en abiotische factoren
Je kan het begrip ecosysteem beschrijven
Je kent verschillende aanpassingen van organismen aan hun leefomgeving:
  • aanpassingen van planten
  • aanpassingen aan kou en hitte
Je kent verschillende aanpassingen op leefwijzen
  • aanpassingen in gebit
  • aanpassingen aan snavel
  • aanpassingen aan poten

Slide 2 - Slide

3.1 begrippenlijst
  • biotisch factoren-abiotische  factoren-ecosysteem
  • voorjaarsbloeiers-klimplanten-wortelrozetten-woensijnplanten
  • warmbloedig-isolatie
  • wintervacht
  • plooikiezen(planteneters/herbivoren)-snijtanden-knipkiezen (vleeseters/carnivoren)-knobbelkiezen (alleseters/omnivoren)-hoektanden
  • haaksnavel-pincetsnavel-kegelsnavel-zeefsnavel
  • grijppoten-zwempoten-steltpoten-klimpoten

Slide 3 - Slide

Factoren
  • Biotische factoren: Invloeden uit de levende natuur.

  • Abiotische factoren: Invloeden uit de levenloze natuur.

Alle biotische en abiotische factoren in een gebied samen, vormen een ecosysteem.

Slide 4 - Slide

abiotisch                  biotisch

Slide 5 - Slide

Aanpassingen
  • Ieder organisme past bij het ecosysteem waarin hij leeft.

  • Planten en dieren zijn daarom ook aangepast aan het ecosysteem waar ze leven.

  • Een aanpassing is een eigenschap van een organisme, waardoor hij goed kan overleven in zijn ecosysteem.

Slide 6 - Slide

planten die zich aanpassen
<-voorjaarsbloeiers
klimplanten->


<-wortelrozet
woestijnplanten->

Slide 7 - Slide

dieren die zich aanpassen
<-warmbloedig
wintervacht->

koud: isolatie/vetlaag->
<-warm: groot oppervlak

Slide 8 - Slide

3.2 Planten

Slide 9 - Slide

3.2 leerdoelen
  • De vier organen van de plant kunnen benoemen, met de bijbehorende taak.
  • Welke weefsels  er in een blad zitten
  • Kunnen benoemen welke stoffen planten nodig hebben en hoe ze deze stoffen opnemen.
  • Kunnen uitleggen hoe en welke stoffen vervoert worden in de plant.

Slide 10 - Slide

3.2 begrippenlijst
  • wortels-stengels-bladeren-bloemen
  • weefsels-opperhuid-nerven-bladmoes-huidmondje
  • huidmondje-koolstofdioxide-bladmoes-wortelharen-water-mineralen
  • vaatbundels-houtvaten(omhoog)-bastvaten(beneden)-zuigkracht

Slide 11 - Slide

Welke organen en weefsels heeft een plant
Wat is de functie van de organen?

Slide 12 - Slide

Welke organen en weefsels heeft een plant
  • Wortels: Opzuigen van water met mineralen uit de bodem.
  • Stengel: Vervoeren van water en opgeloste stoffen.
  • Bladeren: Fotosynthese (voedingsstoffen maken).
  • Bloem: Zorgt voor de voortplanting.

Slide 13 - Slide

Weefsels in een blad

Slide 14 - Slide

Hoe neemt een plant stoffen op?
  • Via de huidmondjes in de bladeren komt koolstofdioxide de plant binnen. Wordt gebruikt voor fotosynthese.
  • Via de wortelharen zuigt de plant water en mineralen op. Dit wordt gebruikt voor 1 transport, 2 fotosynthese en 3 het vullen van de vacuoles.

Slide 15 - Slide

Huidmondjes
Hierdoor ademt de plant

Slide 16 - Slide

wortelharen

Slide 17 - Slide

Hoe vervoeren planten stoffen?
  • De stoffen gaan via vaten door de plant heen.
  • De vaten in een plant lopen vanaf de wortels tot in de nerven van de bladeren.

  • Vaten liggen in groepen bij elkaar; de vaatbundels.

  • Een vaatbundel bestaat uit 2 soorten vaten:
  1. Houtvaten
  2. Bastvaten

Slide 18 - Slide

Vaatbundels in een plakje stengel
Bastvaten en houtvaten 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide



In de vaatbundels zitten:

Houtvaten:
Vervoeren water en mineralen
Omhoog.

Bastvaten:
Vervoeren water en glucose
naar beneden

Slide 21 - Slide

(Huis)werk
Maak de opdrachten volgens je planner

Slide 22 - Slide