Lesson 49

Welcome back!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welcome back!

Slide 1 - Slide

Today’s lesson 
  • Grammar recap unit 7 & 8 
  • NEXT WEEK: test unit 7 & 8
  • Blooket game of the grammar. 
  • Time to finish homework in My English Lab 
  • Time for ice cream! ( als jullie goed hebben meegedaan). 

Slide 2 - Slide

Grammar
  • Unit 7:
  • Past simple: to be
  • Past simple: regular verbs 

  • Unit 8: 
  • Past simple: irregular verbs 


Slide 3 - Slide

Unit 7 
  • Past simple: be (was/were)


  • Past simple: regular verbs (walked, studied, travelled)

Slide 4 - Slide

Unit 7 

Slide 5 - Slide

Past Simple

Slide 6 - Slide

Past simple
  • What does past mean?
  • Verleden 
  • Past simple
  • Verleden tijd
  • Iets wat in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen.

Slide 7 - Slide

verleden tijd van  'to be '
-

Slide 8 - Slide

Past simple - to be 
  • What does to be mean? 
  • -> zijn 
  • Present simple to be -> I am, you are, he/she is
  • But now we’re learning:
  • Past simple to be -> I was, you were, he/she was

Slide 9 - Slide

Past Simple of to be (2)
  • I - was
  • you - were
  • He/she/it - was
  • We/you/they - were

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

let op het verschil: where = waar en were = waren ( verleden tijd van zijn)

Slide 12 - Slide

Past simple 
  • Je gebruikt de Past Simple als je zeker weet dat iets in het verleden gebeurd is en nu afgelopen is.


  • Je vormt de Past Simple door de stam van een werkwoord te pakken en daar –ed aan vast te plakken. 
  • De Past Simple van ‘to work’ is dus de stam (work) met –ed erachter                worked.

Slide 13 - Slide

Example sentences 
  • I watched TV yesterday night. 
  • She texted her boyfriend during class.
  • He played some games on his iPad.
  • Last year we travelled to Spain.



Slide 14 - Slide

Spelling
  • I live in Hengelo right now
  • When I was younger I lived in Enschede

  • Move out of the way! I am in a hurry 
  • Last week we moved to the beat of the music 

  • Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de verleden tijd alleen een -d achter: 
  • I live - I lived
  • you move - you moved

    Slide 15 - Slide

    Spelling
    • I need to carry him home, he drank too much. 
    • Yesterday I carried my friend home, he couldn’t walk anymore. 

    • I need to study today, I have a test tomorrow 
    • We studied together last week. 

    • Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter: 
    • I carry- I carried
    • you study- you studied


    Slide 16 - Slide

    Spelling
    • You need to stop smoking, it is bad for you. 
    • Two years ago I finally stopped smoking cigarettes. 
    • What is the plan for tomorrow night? 
    • They planned to trip to Brazil 
    • In de verleden tijd wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: 
    • I stop - I stopped
    • they plan - they planned

    Slide 17 - Slide

    Past Simple - Vraag/Ontkenning
    • Vraagzinnen en ontkennende zinnen -> GEEN -ED achter het werkwoord 
    • Did + hele ww (1e kolom):
    • Did you walk to school yesterday?

    • Ontkennende zinnen 
    • Didn't + hele www (1e kolom):
    • You didn't walk to school yesterday.

    Slide 18 - Slide

    • Tara worked (work)in the supermarket last year 
    • Quin walked (walk) to school this morning 
    • Isa travelled (travel) to Spain last year 

    • Regular verb (regelmatig werkwoord)
    • Lenny wrote (write)down a song 
    • Hanne sang (sing) a song for her friends yesterday 
    • Vayen found (find) her pen 

    • Irregular verbs (onregelmatig werkwoord) 
    • Hier komt dus GEEN -ed achter. 

    Slide 19 - Slide

    Slide 20 - Slide

    Slide 21 - Slide

    Base form (hele werkwoord)

    • Work 

    • Jump

    • Finish 


    Past simple (verleden tijd) 


    • Worked

    • Jumped

    • Finished 

    Slide 22 - Slide

    Slide 23 - Slide

    Base form (hele werkwoord)

    • Buy

    • Find 

    • Win
    Past simple (verleden tijd) 


    • Bought

    • Found 

    • Won 

    Slide 24 - Slide

    Irregular verbs 
    Er is geen regel bij de irregular verbs, ze hebben hun eigen vorm -> je moet ze uit je hoofd leren.

    Voor de toets leer je dus dit rijtje uit je hoofd

    Slide 25 - Slide

    Past Simple - Vraag/Ontkenning
    • Vraagzinnen en ontkennende zinnen -> GEEN -ED achter het werkwoord 
    • Did + hele ww (1e kolom):
    • Did you walk to school yesterday?
    • Did William live in London? 
    • Did you buy tickets for the concert?

    • Ontkennende zinnen 
    • Didn't + hele www (1e kolom):
    • You didn't walk to school yesterday.
    • We didn’t sing today, our teacher was sick. 
    • I didn’t win the football match today :(

    Slide 26 - Slide

    Now
    • Go to: www.blooket.com 
    • Fill in the code 

    Slide 27 - Slide