KB/B1 Nederlands OEFENTOETS Lezen blok 4 t/m 6

Oefenvragen
Lezen Blok 4 t/m 6

Dit is een voorbereiding op de toets van Lezen Blok 4 t/m 6.
Doe je best! Succes!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenvragen
Lezen Blok 4 t/m 6

Dit is een voorbereiding op de toets van Lezen Blok 4 t/m 6.
Doe je best! Succes!

Slide 1 - Slide

Wat is het verschil tussen
zoekend lezen en grondig lezen?

Slide 2 - Mind map

Opdracht 
Lees Tekst 2 op bladzijde 164 in je boek.
Deze Tekst 2 gaat over Kauwgom.



Slide 3 - Slide

Opdracht 

De volgende vragen gaan over Tekst 2 Kauwgom op bladzijde 164 in je boek



Slide 4 - Slide

Wat is het deelonderwerp
van alinea 1?
A
Frisse adem
B
Geschiedenis van de kauwgom
C
Redenen om kauwgom te kauwen
D
Finland

Slide 5 - Quiz

Wat is het deelonderwerp
van alinea 2?
A
Geschiedenis van de kauwgom
B
Kauwgom in Finland
C
Oude tandafdrukken
D
Nederland

Slide 6 - Quiz

Wat is het deelonderwerp
van alinea 3?
A
Medicijnen gemaakt van kauwgom
B
Ongezonde kanten
C
Hulpmiddel bij ziekte
D
Finland

Slide 7 - Quiz

Waarom was het makkelijk om het deelonderwerp van alinea 3 te vinden? Het was makkelijk omdat.....
A
Het deelonderwerp stond dik gedrukt boven de alinea
B
Goede gok gedaan

Slide 8 - Quiz

Wat is het deelonderwerp
van alinea 4?
A
Toekomst van kauwgom
B
Nadeel van kauwgom
C
Ongezonde kanten
D
Finland

Slide 9 - Quiz

Een krantenartikel heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen
D
uitleg geven

Slide 10 - Quiz

Je leest een spannend fictieboek
A
verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
grondig lezen

Slide 11 - Quiz

Als je in een advertentie het telefoonnummer van de fabrikant probeert te ontdekken, dan heet dat....
A
zoekend lezen
B
grondig lezen
C
verkennend lezen

Slide 12 - Quiz

Je wil de tekst helemaal begrijpen. Welke leesmanier gebruik je?
A
Verkennend lezen
B
Zoekend lezen lezen
C
Grondig lezen

Slide 13 - Quiz

Hoofdzaken
Bijzaken
Belangrijkste informatie.
Minder belangrijke informatie.

Slide 14 - Drag question

Waar kun je de kernzin vaak vinden?
A
eerste zin of tweede zin
B
tweede zin of derde zin
C
eerste zin of laatste zin
D
tweede zin of laatste zin

Slide 15 - Quiz

Waar staat de inleiding van een tekst?
A
onderaan
B
bovenaan
C
in het midden

Slide 16 - Quiz

Welke alinea noemen we het slot?
A
eerste
B
middelste
C
laatste

Slide 17 - Quiz

Wat is de kernzin van een
alinea?

Slide 18 - Mind map

Wat wordt er bedoeld met het tekstdoel?
A
Voor wie de tekst bedoeld is.
B
Dat ik -u- en -jij- gebruik in mijn tekst.
C
Waarom ik de tekst schrijf.
D
Waar de tekst vandaan komt.

Slide 19 - Quiz

Welk tekstdoel heeft een atlas?
A
instructie
B
informeren
C
overhalen
D
betogen

Slide 20 - Quiz

Welk tekstdoel heeft een gebruiksaanwijzing?
A
instructie
B
informeren
C
overhalen
D
betogen

Slide 21 - Quiz

Waar of niet waar: 'in een alinea staan zinnen bij elkaar die over hetzelfde deelonderwerp gaan'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Waar of niet waar: 'een alinea heeft soms een tussenkopje erboven staan'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Waar of niet waar: 'De eerste en laatste zin van een alinea zijn vaak het belangrijkst'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Een advertentie hoort bij het tekstdoel:
A
Activeren
B
Amuseren
C
Informeren
D
Overtuigen

Slide 25 - Quiz

Een strip hoort bij het tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Instrueren
D
Overtuigen

Slide 26 - Quiz


Wat is het belangrijkste

TEKSTDOEL van deze tekst?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 27 - Quiz

Einde
Als je nog vragen hebt dan stel je deze aan de docent!


Slide 28 - Slide