recap U3

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

recap U3

Four Forms of Future

-Will

-Going to

-Am/are/is + ww + -ing

-Tegenwoordige tijd

Future- Toekomende tijd

een bijvoeglijk naamwoord 

Zegt iets over een 

zelfstandig naamwoord

• mens
• dier
• plant
• ding

• de spannende film
• de mooie actrice
• het nieuwe theater

Bijwoord -Adverb

Form: adjective + ly= adverb

1- zegt iets over het werkwoord-
He drives badly. He drives slowly.

2-zegt iets over bijvoeg.naamwoord
He is a very beautiful person.
3-zegt iets over een ander bijwoord

He drives incredibly fast.

4-zegt iets over de hele zin-Luckily, nothing happened.

 

• 
  

1.Adjective + ly = adverb

2. uitzonderingen*(uit je hoofd leren p.136)

• good= well
• fast=fast
• late=late
• early=early
• fine=fine
• left=left
• hard=hard
• right=right

Can/ Could/ May/ Might/ be allowed to/ be able to/Must / have to / should

hulpwerkwoorden

• kan je ze nooit als enige werkwoord in de zin gebruiken. Er moet altijd een werkwoord bij.
• I must go. I have to go. I should go.
• I may go. I might go. I am able to go. I am allowed to go......

can            

could       

may   

might         

• Can = waarschijnlijk 
• 'It can become really hot in Africa.' 
• Could = iets minder waarschijnlijk 'It could become really hot tomorrow.'
• May = nog minder waarschijnlijk 
• 'It may become hot, but only if there are no clouds.'
• Might = onwaarschijnlkijk 
• 'It might become hot, but as it's nearly winter, it's unlikely

possibility

!!!! Could      

!! Can

                   Formeler

  !!!! Might

   !! May

politeness

Could is beleefder dan can

Can/Could I have some tea?'

May/Might I have some tea?'Might is beleefder dan May

May en Might zijn allebei formeler 

!!!

Modals

kunnen/mogen

• can

/could :)

• may

/might :)

• be* able to

• be*  allowed to 

       moeten

• must

• have to/ has to

• should

have to / must / should

• Must: formeler en dwingender (wetten/ bevel/ regels). You must leave the premises right away! 
• Must: het kan niet anders, You must be exhausted after that long swim.
• Have to: geeft aan dat iets noodzakelijk is. I have to leave now, I have another meeting.
• Je geeft advies; should  You should drink more water.

online : engelsklaslokaal.nl/oefenen-met-grammatica/