les 14 NLA2

• NT2
• MBO
• Studiejaar 2

Separabele verba & reflexieve verba

Reflexieve verba & vaste voorzetsels

Welke voorzetsels ken je?

Ik pas mij ______ jouw regels aan.
(zich aanpassen)

1. aan
2. op
3. met
4. over

Jan schaamt zich ____ zijn tanden.
(zich schamen)

1. op
2. over
3. aan
4. voor

Ik verheug mij ___ jullie bruiloft
(zich verheugen)

1. op
2. met
3. aan
4. voor

Ik heb mij vergist ____ de datum
(zich vergissen)

1. op
2. in
3. met
4. over

Ik bereid mij voor ___ het examen
(zich vergissen)

1. op
2. voor
3. met
4. aan

Separabele verba in de verleden tijd

Ik zet de tv uit

1. ik zetten de tv uit
2. ik zat de tv uit
3. ik zette de tv uit
4. ik zot de tv uit

Ik drink een glas melk op

1. Ik dronk een glas melk op
2. ik drinkte een glas melk op
3. Ik drinkde een glas melk op
4. ik drank een glas melk op

Zij bieden mij een baan aan

1. zij baden mij een baan aan
2. zij boden mij een baan aan
3. zij biedden mij een baan aan
4. zij biedten mij een baan aan

Wij eten een pizza op

1. wij eetten een pizza op
2. wij aten een pizza op
3. wij eetden een pizza op
4. wij oten een pizza op

Reflexieve verba in de verleden tijd

(regelmatig + onregelmatig)

Ik erger me aan dit programma

1. ik ergerde me aan dit programma
2. ik oerger me aan dit programma
3. ik arger me aan dit programma
4. ik ergerte me aan dit programma

ik verveel me op school

1. ik verveelte me op school
2. ik verveelde me op school
3. ik vervoel me op school
4. ik verviel me op school

Ik schrijf me in bij de sportschool

1. ik schrijfde in me bij de sportschool
2. ik schrijfte me in bij de sportschool
3. ik schreef me in bij de sportschool
4. ik schroef me in bij de sportschool

Ik bedenk me

1. ik bedenkte me
2. ik bedachte me
3. ik bedacht me
4. ik me bedacht

Ik stel me voor

1. ik stelde voor me
2. ik stelde me voor
3. ik stiel me voor
4. ik stoel me voor