H5.1 Zoutformules en namen versie 2

H5.1 Zoutformules en namen
1 / 51
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5.1 Zoutformules en namen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert hoe zouten worden gevormd.
  • Je leert een aantal ionsoorten kennen en hoe een ionrooster ontstaat.
  • Je leert hoe je namen en formules van zouten opstelt.

Slide 2 - Slide

Voorkennis

Slide 3 - Slide

geleid 
electriciteit
geleid
geen elektriciteit
moleculaire stof (aq) 
metalen(s)
metalen(l)
zouten(s)
zouten (aq)
zouten(l)
moleculaire stof (s)

Slide 4 - Drag question

ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
Zout
Moleculaire stof
NaI
CuO
NH3
Methaan (CH4
KF
NaCl

Slide 5 - Drag question


ion of geen ion ?
A
ion
B
geen ion

Slide 6 - Quiz

Vorming van een zout
  • Atoommodel van Bohr: protonen en
    neutronen in kern, elektronen in schillen eromheen.
  • Valentie-elektronen zijn elektronen
    in de buitenste schil.
  • Edelgasconfiguratie: 8 elektronen
    in buitenste schil. 

Slide 7 - Slide

Vorming van een zout
  • Na heeft 1 valentie-elektron
  • Wordt zelf Na+-ion

  • Cl heeft 7 valentie-elektronen.
  • Wil er nog 1 bij voor een edelgasconfiguratie
  • Wordt zelf Cl- -ion

Slide 8 - Slide

Vorming van een                 zout
  • Metaal en een niet-metaal
  • Ionen die ontstaan trekken elkaar aan: ionbinding
  • Ionen zitten in een ionrooster

Slide 9 - Slide

Enkelvoudige ionen
  • Enkelvoudige ionen bestaan uit
    1 atoomsoort
  • Er bestaan atoomsoorten met verschillende ion-ladingen. Dit wordt aangeven met Romeinse cijfer: goud(I)-ion of goud(III)-ion.
  • Binas tabel 40 A: ionlading

Slide 10 - Slide

Enkelvoudige          ionen


  • In de naamgeving eindigen negatieve ionen op -ide.

Slide 11 - Slide

Samengestelde ionen

  • Samengestelde ionen bestaan uit twee of meer verschillende atoomsoorten.
  • Binas tabel 66B.

Slide 12 - Slide

Enkelvoudige ion
Samengesteld ion
Na+
Cl-
OH-
S2O32-
Br-
Mg2+
NH4+

Slide 13 - Drag question

Naamgeving van een zout
  • Systematische naam= Naam van het + ion plus de naam van het - ion.
      Let daarbij op eventuele Romeinse cijfers
    bijv: ijzer(III)chloride of aluminiumoxide

  • Triviale naam: Binas tabel 66A
      Samengestelde ionen 66B  bijv: fluoriet ( = calciumfluoride)

Slide 14 - Slide

Wat is de systematische naam van waterglas?

Slide 15 - Open question

Wat is de formule van
het hypochloriet-ion?

Slide 16 - Open question

Verhoudingsformule van een zout
  • Zout is zelf altijd neutraal: NaCl, KCl, FeCl3, MgF2, dus geen lading meer
     Komt door de juiste verhouding positieve en negatieve ionen.

  • Verhoudingsformule van ijzer(III)chloride:
    Fe3+ en Cl-:      1 Fe3+  en     3 Cl-  maakt de verhouding neutraal.
      De verhoudingsformule is dus FeCl3
  • Ladingen van ionen te vinden in Binas tabel 40A
  • Let op haakjes bij samengestelde ionen: Al(NO3)3

Slide 17 - Slide

Geef de juiste 
verhoudingsformule ("zoutformule")
Cl-
O2-
OH-
SO42-
Ca2+
CaCl2
CaO
Ca(OH)2
CaSO4
K+
Fe2+
Fe3+

Slide 18 - Slide

Geef de juiste 
verhoudingsformule ("zoutformule")
Cl-
O2-
OH-
SO42-
Ca2+
CaCl2
CaO
Ca(OH)2
CaSO4
K+
KCl
K2O
KOH
K2SO4
Fe2+
FeCl2
FeO
Fe(OH)2
FeSO4
Fe3+
FeCl3
Fe2O3
Fe(OH)3
Fe2(SO4)3

Slide 19 - Slide

Geef de verhoudingsformule voor
aluminiumoxide

Slide 20 - Open question

Geef de verhoudingsformule voor kaliumsulfide

Slide 21 - Open question

Geef de verhoudingsformule voor kaliumcarbonaat

Slide 22 - Open question

gemeenschappelijke kenmerken zouten
 
  1. formule  begint met positief metaal- ion gevolgd door negatief  niet metaal-ion
  2. geleiden stroom in opgeloste of gesmolten toestand (elektronen kunnen dan vrijer bewegen)
  3. vast bij kamertemperatuur (hoog smeltpunt)
  4. hebben een kristalstructuur

Slide 23 - Slide

Vorming van een zout

Slide 24 - Slide

Zoutrooster
  • Een zoutrooster is oneindig
  • Er is geen begin of eind
  • Hierdoor is de chemische formule van een zout een verhoudingsformule
  • Deze geeft de verhouding aan tussen de positieve en negatieve ionen in het rooster.
  • De ionen worden bij elkaar gehouden door de ionbinding of zoutbinding.




Slide 25 - Slide

Wat is een zout ?
Een zout is een chemische verbinding opgebouwd uit ionen:  Geladen deeltjes.

Een zout bestaat uit positieve metaalionen en negatieve niet-metaal ionen.
   

Slide 26 - Slide

Naamgeving enkelvoudige ionen
Positieve ionen: Naam atoom + ion            (Tabel 5.3 boek)
Vb. Na+ => Natrium-ion

Negatieve ionen: Naam atoom + ide ion     (Tabel 5.2 boek)
Vb. Cl- => Chloride-ion
(zie ook PS. Groep 15, 16 en 17): 
Voor de meeste negatieve ionen geldt bij de naamgeving:
naam atoom + ide.
LET OP! Uitzondering: 
Oxide (O2-)
Sulfide (S2-)

Slide 27 - Slide

Electrovalentie
De officiële term voor de “lading van een ion” is de electrovalentie

  Fe2+ heeft een electrovalentie van 2+
  U6+ heeft een electrovalentie van 6+
  Cl- heeft een electrovalentie van 1-

Slide 28 - Slide

Samengestelde ionen (behalve waterstofcarbonaat, moet je deze allemaal uit je hoofd kennen)
Zie tabel 5.4 in je boek

Slide 29 - Slide

Formules van zouten zijn altijd verhoudingsformules.
De totale lading is altijd nul!
Aan de formule kun je zien hoe vaak elk ion aanwezig is in het zout.

Slide 30 - Slide

Zoutformule
De totale lading van een zout is neutraal



Opdracht: Maak de totale lading van de volgende zouten neutraal: Na+ S2-  en Ca2+ Br-

Slide 31 - Slide

 opstellen verhoudingsformule van een zout
(volg altijd het 4 stappenplan!)
  1. noteer de naam van het zout                                             1) natriumoxide
  2. symbolen ionen tussen haakjes                                       2)   (Na+)(O2-)
  3. totale lading gelijk maken                                                    3)   (Na+)2(O2-)  
  4. als je haakjes weg kunt werken doe dat:                       4)    Na2O(s)

    bij samengestelde ionen kun je vaak niet alle haakjes wegwerken !
    zoals bij lood(II)nitraat  =  Pb(NO3)2(s)

Slide 32 - Slide

Samenvoegen deel 1
Maar wat nu bij
Fe2+ + 2 Cl- -> FeCl2 IJzerchloride
Fe3+ + 3 Cl- -> FeCl3 IJzerchloride
2+
3+
IJzer(II)chloride
2+
IJzer(III)chloride
3+

Slide 33 - Slide

naamgeving zouten: 

  • van sommige metaalionen bestaan meerdere varianten
  • met een Romeins cijfer geef je de lading van het metaalion aan.  
  • ijzer(III)chloride =FeCl3                          en  ijzer(II)sulfaat = FeSO4

  • mangaan(IV)oxide=MnO2                           mangaan(II)chloride =MnCl2

  • kwik(II)sulfide=HgS      
    positief metaal- of ammonium(NH4-)ion, gevolgd door het negatieve ion

Slide 34 - Slide

Samenvoegen deel 2
Als je het natrium-ion en het chloride-ion samenvoegt krijg je: Natriumchloride 
Verhouding is 1 : 1

Wat nu als de verhouding anders is? Bijv. Na3(PO4)




Natriumfosfaat

Dus géén di, tri etc. 
Het is een verhoudingsformule
Het zegt dus iets over de verhouding waarin de twee ionen voorkomen in het zout. 

Slide 35 - Slide

Samengestelde ionen
Wanneer een zout bestaat uit samengestelde ionen waar er meer dan één van zijn, moet het samengestelde ion tussen haakjes worden opgeschreven:
Fe2+ en OH- wordt Fe(OH)2
Ca2+ en PO43- wordt Ca3(PO4)2
Bij één samengesteld ion, geen haakjes noteren:
Ca2+ en SO42- wordt CaSO4
Na+ en CO32- wordt Na2CO3


Slide 36 - Slide

Geef de juiste 
verhoudingsformule ("zoutformule")
Cl-
O2-
OH-
SO42-
Ca2+
CaCl2
CaO
Ca(OH)2
CaSO4
K+
Fe2+
Fe3+

Slide 37 - Slide

Geef de juiste 
verhoudingsformule ("zoutformule")
Cl-
O2-
OH-
SO42-
Ca2+
CaCl2
CaO
Ca(OH)2
CaSO4
K+
KCl
K2O
KOH
K2SO4
Fe2+
FeCl2
FeO
Fe(OH)2
FeSO4
Fe3+
FeCl3
Fe2O3
Fe(OH)3
Fe2(SO4)3

Slide 38 - Slide


A
ijzertrichloride
B
ijzer(II)chloride
C
ijzerchloride
D
ijzer(III)chloride

Slide 39 - Quiz


A
tinfosfaat
B
tin(II)fosfaat
C
tin(III)fosfaat
D
tin(IV)fosfaat

Slide 40 - Quiz

Oefenen

Slide 41 - Slide

Oefenen

Slide 42 - Slide



Slide 43 - Open question

Huiswerk
Maak de volgende opdrachten:
Leer HS5.1 (blz. 130-133)
Maak de vragen 1 t/m 18 (blz. 134-135) 
Kijk de opdrachten goed na, wanneer je ze gemaakt hebt.
Maak een notitie van de vragen die je niet snapte of waarvan je meer uitleg wil hebben.
Stel deze vragen de volgende les.

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Video

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video

Slide 48 - Video

Slide 49 - Video

Slide 50 - Video

Slide 51 - Video