Periode 2 - week 46 - H.2 Fictie

Woensdag 17 november
Wat gaan we doen:
  • Boekvlog: woensdag 24-11 inleveren
  • Tijd in verhalen - H.2 Fictie (zie Classroom)
  • Toets inzien
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Woensdag 17 november
Wat gaan we doen:
  • Boekvlog: woensdag 24-11 inleveren
  • Tijd in verhalen - H.2 Fictie (zie Classroom)
  • Toets inzien

Slide 1 - Slide

Tijd in verhalen

Slide 2 - Slide

Tijd in verhalen


Verhalen kunnen zich afspelen in een andere tijd.
Dit kan in de toekomst zijn of in het verleden.

Slide 3 - Slide

Tijd in verhalen
Om te bepalen in welke historische tijd een verhaal zich afspeelt, let je op de volgende zaken:
  • jaartal
  • historische figuren
  • historische gebeurtenissen
  • gewoontes, voorwerpen, kleding en eten
  • omgeving

Slide 4 - Slide

Tijd in verhalen

Je kunt de tijd in verhalen op verschillende manieren beschrijven:


- In welke tijd speelt een verhaal zich af?  (Historische tijd.)

- Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal? (Vertelde tijd.)

- Wordt het verhaal in de juiste tijdsvolgorde verteld?                           M.a.w is het verhaal chronologisch verteld of niet?

Slide 5 - Slide

Volgorde in tijd - Begrippen

Chronologie


Flashback


Flash forward


Terugverwijzing




Chronologisch: in volgorde van tijd, van begin tot einde 
Niet-chronologisch: volgorde van gebeurtenissen door elkaar verteld
Terugblik naar een gebeurtenis eerder in de tijd.
Vooruitblik naar een gebeurtenis in de toekomst.
Personage denkt terug of vertelt over een gebeurtenis in het verleden ZONDER dat de verhaallijn wordt onderbroken zoals bij een flashback. Het verhaal gaat dus gewoon door.
Op Niveau H.2, p.6

Slide 6 - Slide

Tijd in een verhaal is:
  • chronologisch
                 - terugverwijzing
                 - vooruitwijzing (spanning!)
  • niet-chronologisch
                - flashback

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Bekijk de film en beantwoord de volgende vragen:

- Fictie of non-fictie?
- Wie is volgens jou de hoofdpersoon?
- In welke tijd speelt het verhaal zich af? Hoe weet je          dat?
- Wat is de vertelde tijd?
- Is het verhaal chronologisch of niet-chronologisch en       waaraan zie je dat?
- Heeft de film volgens jou een gesloten of open einde?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Toets inzage

-Je maakt je bureau helemaal leeg, ik wil geen mobieltjes en pennen meer zien.

-Toets weer inleveren aan het einde van de les.


Slide 11 - Slide