Lessen thema 5: I-M-S, onderwerp en hoofdgedachte

'Lezen' in drie lessen.
 Tijdens de instructielessen krijg je informatie over de theorie. Bekijk de filmpjes die in de lessen staan en maak de opdrachten uit je boek (groene slide). Je maakt ook de praktische opdrachten van de blauwe slides.

VEEL SUCCES!!
TIP: NEEM TIJDENS DE WERKLESSEN JE OORTJES MEE NAAR SCHOOL, ZODAT JE DE FILMPJES KUNT KIJKEN ZONDER GELUID. 

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

'Lezen' in drie lessen.
 Tijdens de instructielessen krijg je informatie over de theorie. Bekijk de filmpjes die in de lessen staan en maak de opdrachten uit je boek (groene slide). Je maakt ook de praktische opdrachten van de blauwe slides.

VEEL SUCCES!!
TIP: NEEM TIJDENS DE WERKLESSEN JE OORTJES MEE NAAR SCHOOL, ZODAT JE DE FILMPJES KUNT KIJKEN ZONDER GELUID. 

Slide 1 - Slide

Les 1: Lezen
Doel van deze les:
- Je kunt de opbouw van een tekst herkennen.
Je kent de termen:
inleiding - midden - slot
alinea's

Slide 2 - Slide

Tekstopbouw
Een tekst heeft altijd een bepaalde opbouw, dit noem je tekstopbouw.
Inleiding-midden-slot

Slide 3 - Slide

Inleiding
In de inleiding geeft meestal de informatie over het onderwerp van de tekst. 
Met de inleiding wil de schrijver vooral de aandacht van de lezer trekken. 
Hij kan dit doen op verschillende manieren vb. door het onderwerp aan te kondigen,  aangeven hoe de tekst is opgebouwd...

Slide 4 - Slide

Midden
Het midden is het langste deel van een tekst en behandelt het onderwerp. In het midden kun je vaak deelonderwerpen (alinea's) onderscheiden.

Slide 5 - Slide

Slot
Als de tekst bestaat uit een driedeling bevat de tekst altijd een slot. In het slot staat een korte samenvatting van de tekst of geeft een conclusie. Het slot staat meestal in de laatste alinea van de tekst.

Slide 6 - Slide

Opbouw van alinea's
Elke tekst bevat alinea's. Ook de alinea's hebben een duidelijke opbouw. Een alinea bestaat uit een hoofdmededeling en een uitleg of uitwerking daarvan.
De zin waar de hoofdmededeling in staat noemen we de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is meestal de eerste, tweede of laatste zin van de alinea. 

Slide 7 - Slide

Opdracht 
In de envelop zit een tekst die in stukken is geknipt. 
Werk in groepjes van 3.
Plaats de tekst terug in de juiste volgorde.
Let hierbij op de theorie die ik jullie net heb uitgelegd.
Plak de tekst op een A4-vel en lever de tekst in. 

(Vergeet niet jullie namen op te het vel te schrijven!)

Slide 8 - Slide

Aan de slag!
Bekijk eerst het filmpje over tekstopbouw op de volgende slide.
Daarna neem je je werkboek p. 150-153 en maak je de oefeningen per twee. 


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Les 2:
Doel van deze les:
- Je kunt de hoofdgedachte van een tekst vinden
- Je weet wat hoofd- en bijzaken zijn
- Je weet wat verwijswoorden zijn
Je kent de term:
deelonderwerpen

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat een schrijver over het onderwerp van een tekst zegt. 
Hoe vind je de hoofdgedachte?
1. Je zoekt het onderwerp van de tekst;
2. je stelt jezelf de vraag wat het belangrijkste is wat de schrijver over het onderwerp zegt. Je formuleert het antwoord in een zin. 

Kijk het filmpje over hoofdgedachte en onderwerp.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Hoofd- en bijzaken

Niet alle informatie van een tekst is belangrijk. Als je een tekst wilt samenvatten noteer je alleen de hoofdzaken, de belangrijke dingen die in een tekst worden gezegd.
De bijzaken zijn de minder belangrijke informatie. Die kun je weglaten. 

Kijk het filmpje over hoofd- en bijzaken.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Deelonderwerp 
Als in de tekst de deelonderwerpen duidelijk zijn te herkennen ga je kijken wat er van dat deelonderwerp de belangrijkste informatie is. Zoek naar de kernzin van dat deelonderwerp. Een deelonderwerp kan uit meerdere alinea's bestaan!

Kijk het filmpje over deelonderwerpen.

Slide 17 - Slide

Verwijswoorden
Als een schrijver niet steeds dezelfde woorden wil gebruiken, vervangt hij ze door verwijswoorden. Bijna alle verwijswoorden verwijzen naar iets wat eerder in de tekst is genoemd.
Mijn broer William koop een motor. Hij wil later motorcrosser worden. 

Kijk het filmpje over verwijswoorden.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Aan de slag
Neem je werkboek p. 119-123 en probeer de oefeningen op te lossen. 
Pas de geziene leerstof toe. 
Lees de groene kaders nog eens grondig.

Slide 20 - Slide

Les 3: Studerend lezen
Doelen van deze les:
- Je kunt een tekst samenvatten
- Je kunt de bedoeling van de schrijver vaststellen (tekstdoelen)
- Je kunt aan de hand van een tekst het leespubliek bepalen
- Je kunt studerend lezen.


Slide 21 - Slide

Tekstdoelen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Studerend lezen
Doel van studerend lezen: je leert de informatie voor een toets.

Als je studerend leest:
  • Zoek je de hoofdzaken in elke alinea
  • Je let op de kernzinnen en de vetgedrukte woorden
  • Maak eventueel een (schematische) samenvatting van de inhoud
  • Controleer of je de tekst kent door jezelf vragen te stellen over de tekst. Of je probeert de inhoud na te vertellen. 

Slide 25 - Slide

Leespubliek
Als je wilt vaststellen voor wie een tekst is bedoeld, moet je letten op de bron, onderwerp, woordkeuze, zinsbouw en soms ook de afbeeldingen. 

Vraag: Voor wie zou het artikel ove de film 'Spijt' geschreven zijn? 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Opdracht
Samenvatting maken:
In tweetallen:
Pak een schoolboek: AK, BIO of GS en maak van 1 of 2 paragrafen een (schematische) samenvatting. Houd daarbij rekening met de geleerde stof. Je levert de samenvatting en de paragraaf in.

Datum inleveren samenvatting:
week 41: 8-11 oktober.

Slide 29 - Slide