H 3.4 Tussenletters

  Tussenletters
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

  Tussenletters

Slide 1 - Slide

Tussenletters in samenstellingen
een samenstelling: twee of meer bestaande woorden aan elkaar plakken. Samen vormen ze een nieuw woord.

Slide 2 - Slide

samenstellingen
De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven. 
Maar, soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken. 

Slide 3 - Slide

Tussenletter in samenstellingen
3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Slide 4 - Slide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en én een zelfstandig naamwoord is, gebruik je -en- als tussenletters.
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 5 - Slide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s heeft, gebruik je -e- als tussenletters.
  • garage
  • garages
  • DUS:
  • garagedeur
  • garagebedrijf


Slide 6 - Slide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een meervoud met -s én met -en heeft, gebruik je ook -e- als tussenletters.
  • groenten
  • groentes
  • DUS:
  • groentesoep
  • groenteboer


Slide 7 - Slide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord iets is waarvan er maar één is/bestaat, gebruik je ook -e- als tussenletters. Bijvoorbeeld:
  • zon
  • maan
  • DUS:
  • zonnebril, zonnebrandcrème, zonnescherm
  • maneschijn 


Slide 8 - Slide

Tussenletters -e-
  • Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft, gebruik je ook -e- als tussenletters.
  • apetrots
  • reuzesterk

  • Als het eerste woord géén zelfstandig naamwoord is, gebruik je ook -e- als tussenletters:
  • lachebek, want lach is hier een vorm van het werkwoord lachen



Slide 9 - Slide

Tussenletters -s-
  • Als je de -s- hoort in de samenstelling, schrijf je de tussenletter -s-
  • beroepsvoetballer, lievelingskleur

  • Vervang het 2e woord met iets anders, als dat woord al met een s- begint:
  • varkensstal, want het is ook varkensvlees. 
  • stationschef, want het is ook stationshal. 


Slide 10 - Slide

Wat is een samenstelling
A
2 woorden, waar 1 woord van is gemaakt
B
Samen stellen (een relatie hebben)
C
Een ander woord voor meervoud
D

Slide 11 - Quiz

Samenstelling of niet?
Keukenkast
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz

Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen zelfstandig naamwoord is.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel geen meervoud heeft.


Je schrijft een tussenletter -e- als het 1e deel de betekenis van het tweede deel versterkt.


Je schrijft een tussenletter -e- als het woord niet (meer) herkenbaar is als een samenstelling. --> versteend

platteland
tarwebrood
stekeblind
bruidegom

Slide 13 - Drag question

Wat is een samenstelling?
A
avont + uur = avontuur
B
melk + pak = melkpak
C
honger+ig = hongerig

Slide 14 - Quiz

Wat zijn samenstellingen?
A
dierentuin/ waterfles
B
computer/ waterfles
C
schermpjes/ beeldscherm
D
salaris/ avondrood

Slide 15 - Quiz

Wat is geen samenstelling?
A
jongensboek
B
stadsschouwburg
C
gewitte
D
apetrots

Slide 16 - Quiz

Wat is een samenstelling
A
zwaaien
B
zieke
C
springen
D
kaasschaaf

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
zonnebrand
B
zonnenbrand

Slide 18 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
ruggegraat
B
ruggengraat

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
fietserek
B
fietsenrek

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 21 - Quiz

Vul de juiste tussenletter(s) in.
-e-
-en-
mod__blad
zak__man
rijst__pap
groent__soep
not__olie

Slide 22 - Drag question

Wat is de juiste samenstelling?
A
kattenkruid
B
kattekruid

Slide 23 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
bruidsluier
B
bruidssluier

Slide 24 - Quiz

Je gebruikt de tussenletter -e
Je gebruikt de tussenletter -en
Je gebruikt de tussenletter -s 
Spin + web
tand + borstel
zon + straal
Spin + wiel
Eenman + zaak
passagier + schip

Slide 25 - Drag question

H 3.4  Tussenletters 
Maken: opdracht 1, 2 en 3

Slide 26 - Slide