1. Wat is een antecedent en als je het niet weet: wat zou het kunnen zijn?
2. Kies het juiste verwijswoord in onderstaande tekst.
Heel Nederland wacht in spanning op ... (1) nieuwe kabinet. Wilders wil oud-minister Plasterk van de PvdA voordragen als de nieuwe verkenner ... (2) de eerste fase van de formatie begeleidt. Wilders team heeft dus ... (3) tactiek gewijzigd. Plasterk volgt Van Strien op, ... (4) zijn taak vanochtend neerlegde. Plasterk schrijft columns ... (5) hij regelmatig afstand neemt van de standpunten van de PvdA. Het vertrek ... (6) Van Strien zelf bekendmaakte, kwam doordat hij in verband werd gebracht met fraudezaken. ... (7) bracht het dagblad NRC aan het licht. Wilders en zijn team hopen dat ... (8) met Plasterk een goede opvolger hebben gekozen.
Slide 6 - Slide
Verwijswoorden
Antecedent
verwijs je met:
en:
e.v. mannelijk
hij, hem, zijn
deze, die
e.v. vrouwelijk
zij, ze, haar
deze, die
e.v. onzijdig
het, zijn
dit, dat
m.v.
zij, ze, hen, hun
deze, die
Slide 7 - Slide
Vrouwelijke uitgangen
- heid
- ie
- nis
- ij
- ing
- iek
- st
- theek
- schap
- teit
- te
- uur
- de
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Onjuist verwijzen
dat: het-woord
wat:
onbepaald voornaamwoord (alles, iets niets), overtreffende trap (het mooiste wat ik zie...), deel van een zin
Aan wie : personen
Waaraan: zaken + dingen
Slide 10 - Slide
Onduidelijk verwijzen
- Verwijzen naar iets wat niet in de tekst staat:
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen hetkan doen.
- Er zijn meerdere antecedenten (dat waarnaar verwezen wordt) mogelijk:
Jos sloeg Tim, omdat hijruzie met hemzocht.
Slide 11 - Slide
Opdracht: Zoek samen op wanneer je 'hen' gebruikt en wanneer je 'hun' gebruikt. Schrijf je bevindingen hier in eigen woorden op.
timer
3:00
Slide 12 - Open question
Wij staan achter...in de rij.
A
hen
B
hun
Slide 13 - Quiz
Ik geef ... een bosje bloemen mee voor de schrale troost.
A
hen
B
hun
Slide 14 - Quiz
Goed of fout: De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.
A
Goed
B
fout
Slide 15 - Quiz
Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
Welk(e) verwijswoord(en) gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat
Slide 16 - Quiz
Namen van landen/provincies/steden zijn onzijdig.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
Brabant is trots op ... mooie tradities zoals carnaval.
A
haar
B
zijn
Slide 18 - Quiz
Iedereen was blij om het meisje ... weer gevonden was.
A
die
B
dat
Slide 19 - Quiz
Waar verwijst 'wat' naar?
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij erg leuk vonden.
A
een vakantiehuis in Frankrijk
B
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk
Slide 20 - Quiz
Waar verwijst 'dat' naar?
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk dat wij erg leuk vonden.
A
een vakantiehuis in Frankrijk
B
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk.
Slide 21 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord. Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van... klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 22 - Quiz
Kies het juiste verwijswoord. De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van ... klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 23 - Quiz
Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, ... veel bliksemschade opleverde.
A
dat
B
wat
Slide 24 - Quiz
..., die volgend jaar examen doet, wil docente worden.
A
Zijn zus
B
Zijn zusje
Slide 25 - Quiz
Alles ... ik had, ben ik inmiddels kwijt.
A
dat
B
wat
Slide 26 - Quiz
Ken jij de popgroep Queen, ... het nummer 'Bohemian Rhapsody' al jaren één staat in de Top 2000/
A
van wie
B
waarvan
Slide 27 - Quiz
Daar is ... met wie opa altijd wandelt.
A
de hond
B
de mevrouw
Slide 28 - Quiz
Aan de slag
Lees de theorie van paragraaf 2 goed door (blz. 133 t/m 135 reader)