Werkveld gehandicaptenzorg 1

Het brailleschrift wordt gebruikt door:
A
Motorisch gehandicapten
B
Orgaan gehandicapten
C
Auditief gehandicapten
D
Visueel gehandicapten.
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het brailleschrift wordt gebruikt door:
A
Motorisch gehandicapten
B
Orgaan gehandicapten
C
Auditief gehandicapten
D
Visueel gehandicapten.

Slide 1 - Quiz

Gezinsvervangende tehuizen zijn bedoeld voor:
A
Lichamelijk gehandicapten
B
Verstandelijk gehandicapten
C
Motorisch gehandicapten
D
Zintuiglijk gehandicapten.

Slide 2 - Quiz

Iemand die spastisch is noemen we:
A
Meervoudig gehandicapt
B
Zintuiglijk gehandicapt
C
Sociaal gehandicapt
D
Motorisch gehandicapt.

Slide 3 - Quiz

Een voorbeeld van een orgaan gehandicapt is:
A
Doof
B
Slappe verlamming
C
diabetes
D
Amputatie

Slide 4 - Quiz

Een handicap is een:
A
Een aangeboren afwijking
B
Een belemmering
C
Een verworven afwijking
D
Een ziekte.

Slide 5 - Quiz

Een verworven handicap kan ontstaan door:
A
Erfelijkheid.
B
Ziekte van de moeder tijdens de zwangerschap
C
Zuurstofgebrek tijdens de geboorte
D
Drugsgebruik tijdens de zwangerschap.

Slide 6 - Quiz

2. Een signaal hond is een hulpmiddel voor een
A
Blinde
B
Orgaangehndicapte
C
Dove
D
Slecht ziende

Slide 7 - Quiz

Iemand met een beenamputatie behoort tot de groep
A
Motorisch gehandicapten
B
Geestelijk gehandicapten
C
Verstandelijk gehandcapten
D
Meervoudig gehandicapten

Slide 8 - Quiz

Een voorbeeld van een aangeboren handicap is het
A
Beenamputatie
B
Syndroom van down
C
suikerziekte
D
Dementie

Slide 9 - Quiz

Een rubberen tegel bij een oversteekplaats is een hulpmiddel voor
A
Auditief gehandicapten
B
sociaal gehandicapten
C
Motorisch gehandicapten
D
Visueeel gehandicapten

Slide 10 - Quiz

Carla heeft in een gezin gewerkt waar helemaal geen dierlijke producten werden gebruikt.
Het was lastig om daar een gezonde maaltijd te bereiden.
Hoe noem je die voedingsgewoonte

A
veganistisch
B
ecologisch.
C
Lacto-vegetarisch
D
Moslim

Slide 11 - Quiz

Carla heeft in een lacto-vegetarisch gezin gewerkt.
Wat wordt daar niet gedronken of gegeten?

A
snoep
B
Vlees
C
Kaas
D
Melk

Slide 12 - Quiz

Nina heeft het syndroom van Down.
Er wordt geschat dat Nina ongeveer het niveau van een kind van 12 jaar kan bereiken.
We spreken daarom van:

A
een matig verstandelijke handicap.
B
een ernstig verstandelijke handicap.
C
een licht verstandelijke handicap.
D
een zeer ernstig verstandelijke handicap.

Slide 13 - Quiz

Achter de balie van de huisartsenpraktijk neemt doktersassistente José de telefoon op.
Hoe kan ze dat het beste doen?

A
Goedemorgen, met de praktijk van dokter Ching, u spreekt met José.
B
Goedemorgen, met de praktijk van dokter Ching, wie wilt u spreken?
C
Goedemorgen, met José, wie wilt u spreken?
D
D. Goedemorgen, met José.

Slide 14 - Quiz

Richard is spastisch en verstandelijk gehandicapt. Hij is afhankelijk van een rolstoel.
Bij hem is sprake van:

A
een zintuiglijke handicap.
B
Meervooudige handicap
C
een orgaan-handicap.
D
een sociale handicap.

Slide 15 - Quiz

6. Een strijkmachine is vooral geschikt voor:
A
kleding met plooien zoals broeken.
B
kleding die erg gekreukeld is
C
moeilijk te strijken kleding zoals blouses.
D
platgoed zoals theedoeken of lakens.

Slide 16 - Quiz

wat is een sociale werkplaats?
A
Daar kunnen lichamelijk gehandicapte kinderen werken
B
werken geestelijk gehandicapte mensen
C
Daar kunnen lichamelijk en geestelijk gehandicapte volwassenen werken
D
Werken moeilijk lerende kinderen

Slide 17 - Quiz

Wat is een fokuswoning?
A
Wonen geestelijk gehandicapten met begeleiding
B
Wonen lichamelijk gehandicapten zelfstandig met ADL hulp
C
wonen lichamelijk gehandicapten in een groep
D
Wonen geestelijk gehandicapten met ADL hulp

Slide 18 - Quiz