Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Iemand die verlamd is heeft de volgende handicap
A
motorisch
B
ernstige handicap
C
zintuigelijk
D
Autisme
Slide 2 - Quiz
Iemand met een niveau van een 12 jarige is
A
Ernstig gehandicapt
B
Matig gehandicapt
C
Licht gehandicapt
D
Motorisch gehandicapt
Slide 3 - Quiz
Over wat voor soort handicap gaat het? "Iemand kan moeilijk contact maken met andere"
A
Zintuigelijk
B
Autisme
C
Verstandelijke beperking
D
functionele bewerking
Slide 4 - Quiz
Laat een foto zien waar een lichamelijke handicap zichtbaar is.
Slide 5 - Open question
Wat houdt meervoudig gehandicapt in?
Slide 6 - Open question
Waar wordt er GEEN rekening gehouden met privacy?
A
Je kan alleen bij de gegevens van de verzorgende met een code
B
De gordijnen worden dicht gedaan tijdens het wassen
C
Tijdens het verzorgen staat de deur op een kier
Slide 7 - Quiz
Wie heeft te maken met een medisch beroepsgeheim?
A
Iedereen die werkt in de zorg voor mensen
B
Alle autotechnieken
C
Iedereen
D
Alle docenten
Slide 8 - Quiz
Wat is zelfredzaamheid?
A
Als je jezelf kan redden op alle gebieden van het algemene dagelijks leven (ADL)
B
Als je je zelf kan redden als je een ongeluk hebt gehad
C
Als je weet wat het nodig is om zelf dingen te kunnen doen
D
Mensen helpen in het dagelijks leven die dat niet kunnen
Slide 9 - Quiz
De groep bestaat uit jongens in de leeftijd van 14 en 15 jaar.
A
Homogene/ horizontale groep
B
Homogene groep
C
Verticale/ heterogene
groep
D
Heterogene groep
Slide 10 - Quiz
Verticale groep bestaat uit?
A
Volwassen in de leeftijd van 44/45 jaar
B
Kinderen in de leeftijd van 16 jaar
C
Kinderen in de leeftijd van 0 t/m 4 jaar
D
Ouderen in de leeftijd van 80 t/m 90 jaar
Slide 11 - Quiz
In deze groep zitten jong volwassen (18 t/m 23 jaar) die een Lichamelijke beperking hebben.
A
Verticaal/ Homogene groep
B
Verticaal/ Heterogene groep
C
Horizontaal/heterogene groep
D
Horizontaal/ Homogene groep
Slide 12 - Quiz
Voor meneer Jansen is het belangrijk dat hij bewegingsspelletjes doet. Welke van onderstaande spellen is een bewegingsspel?
A
bal gooien
B
voorlezen
C
bingo
D
kaarten bij de kaartclub
Slide 13 - Quiz
Welke activiteiten stimuleert de fijne motoriek?
meerdere antwoorden mogelijk
A
verstoppertje spelen
B
tekening maken
C
voetballen
D
knippen en plakken
Slide 14 - Quiz
Ayse heeft de opleiding Verzorgende Individuele gezondheidszorg (VIG) gedaan en werkt nu in een woonzorgcentrum. Waar kun je nog meer werken als VIG?
wel
niet
geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
ziekenhuis
gehandicaptenzorg
gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD)
Slide 15 - Drag question
Welke handicap zie je op het plaatje?
A
Sociale beperking
B
Lichamelijke beperking
C
Verstandelijke beperking
D
Meervoudige beperking
Slide 16 - Quiz
Richard is spastisch en verstandelijk gehandicapt. Hij is afhankelijk van een rolstoel. Bij hem is sprake van:
A
Zintuiglijke handicap.
B
Meervoudige handicap
C
Lichamelijke handicap.
D
Sociale handicap.
Slide 17 - Quiz
Johan is geboren met een spierziekte waardoor hij niet kan lopen. Deze ziekte heeft er ook voor gezorgd dat hij blind is.
Welke handicaps heeft Johan? Meerdere antwoorden goed
A
Motorische handicap
B
Zintuigelijke handicap
C
Verstandelijke handicap
D
Sociale handicap
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Video
00:00
Waarom geeft de begeleider korte instructies?
Slide 20 - Open question
Kunnen jullie voorbeelden geven van het stimuleren van zelfredzaamheid in het filmpje?
Slide 21 - Open question
Bij welke activiteiten maak je gebruik van de fijne motoriek en grove motoriek? Sleep de activiteiten die vallen onder fijne/grove motoriek naar de juiste vakken.
Fijne motoriek
Grove motoriek
Appels schillen
Fotograferen
Handballen
Mountainbiken
Sms’en
Tanden poetsen
Hardlopen
Nagels knippen
Veters strikken
Slide 22 - Drag question
Wat betekent ergonomisch werken?
Slide 23 - Open question
Welke zintuigen worden geprikkeld bij snoezelen?
Slide 24 - Mind map
Welke materialen horen bij het prikkelen van zintuigen?
Zien
Horen
Voelen
Proeven
Ruiken
lavalampen
limonade
zachte stoffen
aromatherapie
regenmaker
Slide 25 - Drag question
Wat betekent dit gevarensymbool?
A
Gassen onder druk
B
Ontplofbaar/ explosief
C
Ontvlambaar
D
Oxiderend
Slide 26 - Quiz
Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
Corrosief
B
Explosief
C
Giftig
D
Schadelijk
Slide 27 - Quiz
Wat betekent dit gevarensymbool?
A
Ontplofbaar
B
Ontvlambaar
C
Milieugevaarlijk
D
Gevaar voor je gezondheid
Slide 28 - Quiz
Wat is de betekenis van dit gevarensymbool?
A
corrosief (bijtend)
B
schadelijk
C
toxisch (giftig)
D
milieugevaarlijk
Slide 29 - Quiz
Zet de schoonmaakacties in goede volgorde: A-toilet, B-stoffen, C-keuken, D-stofzuigen, E-badkamer, F- dweilen
Slide 30 - Open question
Ik gebruik voor al deze schoonmaakacties 1 sopje en 1 doekje.
Slide 31 - Poll
• Je kunt uitrekenen hoeveel kilojoules er in een portie eten zitten. Een portie kant en klare boerenkool van 500 gram bevat 40 gram eiwitten, 50 gram koolhydraten en 10 gram vet. Hoeveel kilojoules zitten er in een portie? 1 gram eiwitten= 20 kilojoules 1 gram koolhydraten=15 kilojoules 1 gram vet = 40 kilojoules