V5 Afweer paragraaf 1 en 2

Begrippen 16.1
dekweefsel, mechanische afweer, inwendig milieu, uitwendig milieu, hoornlaag, basale cellenlaag, lederhuid, onderhuids vetweefsel, melanocyten, melanine, slijmvlies, biochemische barriere, chemische afweer, lokstoffen
1 / 42
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Begrippen 16.1
dekweefsel, mechanische afweer, inwendig milieu, uitwendig milieu, hoornlaag, basale cellenlaag, lederhuid, onderhuids vetweefsel, melanocyten, melanine, slijmvlies, biochemische barriere, chemische afweer, lokstoffen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Andere barrières tegen ziekteverwekkers
  • Maagzuur
  • Slijm (komt ook in de maag terecht)
  • Traanvocht met enzymen
  • Ook zelfs: zuur in de vagina

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De huid beschermt tegen sterke oververhitting door...
A
zweet te produceren
B
bloedvaatjes in de huid te verwijden
C
bloedvaatjes in de huid te vernauwen
D
pigment te maken

Slide 8 - Quiz

Wat wordt bedoeld met 'de huidflora'?
A
bacteriën en gisten die normaal op je huid zitten
B
bacteriën die leven van afvalstoffen en huidschilfers uit zweet
C
kleine plantjes op je huid
D
schimmels die tussen je tenen groeien

Slide 9 - Quiz

Op de huid 'wonen' veel goede bacteriën en schimmels (meestal gist) die geen ruimte en voedsel overlaten voor nieuwkomers. Schadelijke bacteriën en schimmels hebben geen kans.
Huidflora

Slide 10 - Slide

Je loopt naar buiten en krijgt het koud.
Wat gebeurt er met je huid?
Er stroomt meer/minder bloed door de huid
A
meer
B
minder

Slide 11 - Quiz

Noem (minstens) 5 verdedigingsmechanismen van planten tegen vraat / infectie

Slide 12 - Open question

Wat is het eerste barrière van de aspecifieke afweer?
A
Een ontsteking
B
Macrofagen
C
Huid/slijmvliezen
D
Lymfocyten

Slide 13 - Quiz

Begrippen 16.2
plasmiden, prokaryoten, microbioom, cholera, cyanobacteriën, eukaryoten, malaria, virussen, integrase, reverse transcriptase, DNA-polymerase, transcriptie, translatie, RNA-virus, bacteriofaag, antigenen, MHC-I-moleculen, granulocyten, cytokinen, macrofagen, fagocytose, apc, nk-cellen, perforine, lysis, apoptose, DNase, complementsysteem, opsonisatie, chemotaxis

Slide 14 - Slide

Bacteriën
Nuttig/ niet schadelijk/ schadelijk
Aeroob/ anaeroob
Heterotroof/ autotroof
Bolletjes/ staafjes/ kommavormig/ spiraal/ anders
Celwand dun/ dik/ geen
= Gram positief/ negatief (reactie op kleurstof)

Slide 15 - Slide

Virussen
Een virusdeeltje bestaat uit erfelijk materiaal met daaromheen een eiwitkapsel en soms een virusenvelop (= membraan v. gastheer). 
- DNA/ RNA virus
- ss/ ds
- membraanenvelop of niet

Slide 16 - Slide

infectie
DNA/RNA virus komt in cytoplasma.
RNA wordt eerst omgezet in DNA (mbv reverse transcriptase).
DNA wordt ingebouwd in DNA gastheercel (mbv integrase).
DNA virus wordt afgelezen en nieuwe virussen gemaakt

Slide 17 - Slide

Ziekteverwekkers
Welke zijn er naast bacteriën en virussen nog meer?

Slide 18 - Slide

Malariaparasiet
Eukaryoot -> Eencellige protozoa
(Dus celkern en organellen, net als onze cellen)







Slide 19 - Slide

Schimmels
Zwemmerseczeem is een voorbeeld van een schimmelinfectie

Slide 20 - Slide

GEEN SOA = 
CANDIDA
Candida is een namelijk een schimmelinfectie,
die je ook op andere manieren kunt krijgen.

Candida zorgt voor afscheiding en jeuk aan de vagina of penis.

Slide 21 - Slide

Vraag
Hoe weten de cellen van je afweersysteem welke cellen ze moeten vernietigen en welke niet?

Slide 22 - Slide

Lichaamseigen / lichaamsvreemd
Elke eigen lichaamscel heeft ook eiwitten aan de buitenkant: lichaamseigen antigenen

Lichaamscellen
Lichaamseigen antigenen worden m.b.v. een MHC-I-molecuul (een soort vlaggenstok aan het celmembraan) gepresenteerd. 
Iedereen heeft een andere set van MHC-I molecuul-eiwitcombinaties.

Slide 23 - Slide

ANTIGEEN
Anti -> Antibody
Gen -> Generator

Antigeen is in het lichaam vaak generator van antistoffen

Slide 24 - Slide

Natural Killer cellen
Herkennen lichaamsvreemde eiwitten op het MHC-I molecuul:

Doden virus-geïnfecteerde cellen
Doden tumorcellen

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Macrofagen uit weefsel en fagocyten uit bloed reageren op de cytokinen / histaminen. Ze bewegen zich naar de gëinfecteerde plek. Ook verlaat vocht de bloedvaten: het weefsel zwelt op.
Beschadigde cellen, mestcellen, granulocyten en macrofagen produceren sigaalstoffen: o.a. cytokinen (door granulocyten) en histaminen (deze laatste worden door mestcellen gemaakt). 

Slide 28 - Slide

Filmpje: volgende slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Lysozymen in traanvocht breken de celwand van bacteriën af.
Dit is...
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 31 - Quiz

Trilharen verplaatsen de bacteriën naar de keelholte. Na het doorslikken worden ze door het maagzuur gedood.
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 32 - Quiz

B-lymfocyten maken antistoffen die de bacteriën onschadelijk maken
A
Aspecifieke afweer
B
Specifieke afweer

Slide 33 - Quiz

Hoe wordt het DNA in de huid beschermd tegen Uv-straling?

Slide 34 - Open question

Waaruit bestaat een virus?
A
DNA en RNA en eiwitmantel
B
DNA, ribosomen en eiwitmantel
C
DNA of RNA en eiwitmantel
D
RNA, ribosomen en eiwitmantel

Slide 35 - Quiz

Wat is geen ziekteverwekker?
A
Leverinfectie
B
Cholerabacterie
C
Rhinovirus
D
Voetschimmel

Slide 36 - Quiz

Waarom behoort een virus niet tot de
levende wezens? (kies het beste antwoord)
A
Een virus bestaat niet uit een of meerdere cellen.
B
In een geïsoleerd virus vindt geen stofwisseling plaats.
C
Virussen kunnen niet zelfstandig voortplanten.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 37 - Quiz

VIRUS
De volgende vraag gaat over de replicatie van een DNA-virus
Welke volgorde is de juiste?

Slide 38 - Slide

1
2
3
4
5
DNA in de celkern brengen
RNA maken (transcriptie)
Eiwitten maken met ribosomen (translatie)
Assembleren van nieuwe virussen
Virus hecht aan gastheercel

Slide 39 - Drag question

Dus... wanneer een DNA-virus zijn gastheer is binnengedrongen, zal deze eerst...
A
Zijn DNA omzetten in RNA
B
Zijn DNA in de celkern brengen
C
Met behulp van ribosomen nieuw DNA maken
D
Met behulp van ribosomen eiwitten maken

Slide 40 - Quiz

Een virus dat RNA als erfelijk materiaal heeft, zal na binnendringen in de cel...
A
RNA omzetten in DNA om in de celkern te brengen
B
het RNA gebruiken om eiwitten te maken
C
het RNA dupliceren
D
RNA in de celkern brengen

Slide 41 - Quiz

Een macrofaag (of fagocyt) kan...
A
alleen bacteriën fagocyteren
B
alleen bacteriën en virussen fagocyteren
C
antistoffen maken
D
alles fagocyteren wat lichaamsvreemd is

Slide 42 - Quiz