1: R ik weet hoe ik aantekeningen duidelijk op kan schrijven.
2: T1 ik kan signaalwoorden herkennen die helpen bij het maken van aantekeningen
3: T2 Ik kan aangeven wat wel en niet goed is aan de aantekeningen van iemand anders.
4: I Ik kan zelf duidelijk aantekeningen maken voor mezelf of iemand anders.