Lernziele für die Testwoche:- je kan de zwakke werkwoorden in 3 tijden vervoegen: tegenwoordige tijd, verleden tijd en de voltooide tijd (bijv.: ich wohne, ich wohnte, ich habe gewohnt)
- je kan de modale hulpwerkwoorden in 3 tijden vervoegen: tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd (bijv.: ich kann, ich konnte, ich habe gekonnt)
- je kan het bijvoeglijk naamwoord na een woord uit de der-groep gebruiken (bijv. Dieses liebe Kind ist meine Schwester.)