25/9 - Spellingquiz

Spelling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Spelling

Slide 1 - Slide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 2 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
C
Het hout is opgebrant

Slide 3 - Quiz

Vin.. jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?
A
Vindt
B
Vind
C
vint

Slide 4 - Quiz

Afgelopen weken (besteden) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 5 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Zij begeleiden de vrouw gisteren naar huis
B
Zij begeleidden de vrouw gisteren naar huis.

Slide 6 - Quiz

(worden) ... je vader boos als je een onvoldoende haalt?
A
word
B
wordt

Slide 7 - Quiz

Meld(en) je nu aan als vrijwilliger!
A
Meld
B
Meldt
C
Melde
D
Meldde

Slide 8 - Quiz

Werkwoordspelling beheers ik ...
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Next level
voor een ander moment

Slide 10 - Slide

Beide(n) zijn getrouwd en hebben kinderen.
A
beide
B
beiden

Slide 11 - Quiz

De chocoladeletters waren beide(n) gebroken.
A
beiden
B
beide

Slide 12 - Quiz

Samenstellingen schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste samenstelling
A
Kippenhok
B
Kippehok

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste samenstelling
A
Aspergesoep
B
Aspergensoep

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste samenstelling
A
Zonnescherm
B
Zonnenscherm

Slide 16 - Quiz

Wat is de juiste samenstelling?
A
spinnenweb
B
spinneweb

Slide 17 - Quiz

Hoe schrijf je de samenstelling: beer + gezellig?
A
berengezellig
B
beregezellig

Slide 18 - Quiz

Maak er een samenstelling van
geboorte + cijfer =


A
geboortecijfer
B
geboortencijfer

Slide 19 - Quiz

Hoe maak je de samenstelling:

verrassing+aanval
A
verrassingsaanval
B
verrassingaanval
C
verrassingssaanval

Slide 20 - Quiz

Welke samenstelling is correct geschreven?
A
groenteboer
B
groentenboer

Slide 21 - Quiz

Waar is het koppelteken juist gebruikt?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 22 - Quiz

wel of geen koppelteken?
A
minimuminkomen
B
minimum-inkomen

Slide 23 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
dvd collectie
B
dvd-collectie

Slide 24 - Quiz

Juist of onjuist?

De man fluisterde: "Ik kan niet meer".
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz