Grammatica WS: zww, kww en hww

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... kun je zelfstandig werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden in een zin herkennen.


Slide 2 - Slide

Zelf aan de slag
Maak Cursus 5, par. 6, opdr. 1 t/m 4    +
  • opdr. 5 (bij opdr. 3 < 65%)
  • opdr. 6 (bij opdr. 3 > 65%)



Tijdens de instructie ben je stil.

Ben je klaar?
1. Verder lezen in je leesboek.
2. Huiswerk ander vak maken.Ben je klaar?


Slide 3 - Slide

Woordsoorten: herhaling lj 1

Slide 4 - Slide

Zelfstandig werkwoord
  • Een zelfstandig werkwoord is het belangrijkste werkwoord in de zin.
  • Er staat altijd maar één zelfstandig werkwoord in een zin!
  • Heeft een zin maar één werkwoord? Dan is het een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord.
  • Als een zelfstandig werkwoord weggelaten wordt in een zin, dan klopt de zin niet meer.


Slide 5 - Slide

Zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 6 - Slide

Hulpwerkwoord
Meer werkwoorden in de zin?
  • Dan is er (minstens) één het hulpwerkwoord.
  • Het hulpwerkwoord geeft "hulp" aan het zelfstandige werkwoord. 
  • Het hulpwerkwoord heeft zelf geen duidelijke betekenis. 

Ik heb gegeten.
Dit moet verwijderd worden.

Slide 7 - Slide

pv /  hulpwerkwoord

ben
hebt
wordt
heeft
had
is
word 
voltooid deelwoord

veranderd
uitgekozen
gehersenspoeld
bedacht
gepakt
geweest
gereden

Slide 8 - Slide

Ik ben naar de kapper geweest.

ben=
A
hww
B
zww

Slide 9 - Quiz

Voorbeeld van een hulpwerkwoord?
A
schaatsen
B
zijn

Slide 10 - Quiz

'Fietsen' kan een hulpwerkwoord zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een hulpwerkwoord.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Koppelwerkwoord
Als er maar één werkwoord (= pv) in een zin staat, kan dat ene werkwoord een zelfstandig werkwoord of een koppelwerkwoord zijn.
Is het werkwoord een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken of schijnen en zegt het wat iemand of iets is, wordt, blijkt enzovoort? Dan is het een koppelwerkwoord:
  • Henk is (kww) een aardige man. 
  • Olivia wordt (kww) boos. 
  • Die agenten bleven (kww) geduldig. 
  • Deze films bleken (kww) erg saai. 

Slide 13 - Slide

Voorbeelden
Marco is afwezig.                              is = koppelwerkwoord
Marco is afwezig geweest.           is = hulpwerkwoord
Marco is weer op school.               is = zelfstandig werkwoord

LET OP: als 'zijn' of 'blijven' een plaats aangeven ziin het géén kww maar zww! 
  • De kinderen zijn (zww) in het zwembad. 
  • Kees blijft (zww) op zijn kamer. 

Slide 14 - Slide

Samen oefenen
  • Vaak worden door jongeren nepartikelen gekocht voor een hoge prijs.

  • De kat is gisteren tijdens de storm op het dak gebleven.

Slide 15 - Slide

Zelf aan de slag
Maak Cursus 5, par. 6, opdr. 1 t/m 4    +
  • opdr. 5 (bij opdr. 3 < 65%)
  • opdr. 6 (bij opdr. 3 > 65%)



Ben je klaar?
1. Verder lezen in je leesboek.
2. Huiswerk ander vak maken.Ben je klaar?


Slide 16 - Slide

Lesdoelen: behaald?
- Kun je de werkwoorden al goed uit elkaar houden?

- Met welk werkwoord wil je extra oefenen?

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide