A2B 23/06/2021

A2B
23 juni 2021
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

A2B
23 juni 2021

Slide 1 - Slide

Vandaag
Opdracht 4 nakijken
Herhalen, herhalen, herhalen
Opdracht 5 maken

Slide 2 - Slide

Muiswerk
Taaltoetsen 
Vandaag maken als huiswerk 
Elisa, Jord, Desiree en Nasreddien 

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdracht 4 

Slide 4 - Slide

Alineaverbanden - Verbindingsmanieren 
  • Signaalwoorden
  • Herhaling 
  • Overgangszinnen met een verwijzing 
  • Aankondigende zinnen 

Deze verbindingsmanieren kunnen met elkaar gecombineerd worden 

Slide 5 - Slide

Signaalwoorden 
Een signaalwoord staat in het begin van de alinea een geeft de lezer een seintje over het soort verband. 

Bijvoorbeeld: maar, ten eerste, ten tweede, verder, daarnaast.

Voorbeeld: Verder zijn hoge kosten van cartridges en printers ook een groot probleem. Soms kosten twee van zulke inktpatronen evenveel als de hele printer

Slide 6 - Slide

Herhaling 
Aan het begin van een nieuwe alinea worden woorden of groepen woorden uit de vorige alinea herhaald. Dat gebeurd soms in dezelfde, maar vaak in andere woorden

Voorbeeld: Voetballen en andere sportartikelen worden in derdewereldlanden vaak door kinderen gemaakt. De arbeidsomstandigheden zijn nogal eens slecht. De voetbalbond FIFA vindt dat kinderarbeid niet kan en dat sportartikelen onder goede omstandigheden geproduceerd moeten worden.

Slide 7 - Slide

Overgangszinnen met een verwijswoord
Overgangszinnen zijn samenvattende zinnen aan het begin of het eind van een alinea. Ze bevatten een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, vaak in de vorm van verwijswoorden zoals: die, dat, deze, hiermee, hiervan, zulke, zo'n, enz.

Voorbeeld: In de laatste ijstijd was de Noordzee nog land. Je kon helemaal van Nederland naar Engeland lopen. Op die vlakte leefden allerlei dieren die nu zijn uitgestorven, zoals de wolharige mammoet, het reuze hert en de sabeltandtijger. De botten hiervan komen nog steeds regelmatig naar boven in de netten van vissers. Hun sleepnetten schuren immers over de Noordzeebodem waar de overblijfselen van de prehistorische dieren liggen.

Slide 8 - Slide

Aankondigende zinnen
Een aankondigende zin staat meestal aan het eind van een alinea en vertelt wat je verderop in de tekst kunt verwachten.

Voorbeeld: Laten we eens stuk voor stuk gaan bekijken wat de argumenten van de clubleiding nu echt waard zijn. Ten eerste het gebrek aan geld om nieuwe spelers te kunnen kopen. Als je naar de begroting kijkt, is er voldoende geld. Het wordt echter aan allerlei andere zaken uitgegeven.

Slide 9 - Slide

Lees de onderstaande tekst 
De opbouw van het rapport zal er als volgt uit zien: Eerst zullen wij uitzoeken wat de specificaties van de Elandsgracht zijn en hoe de opbouw van het schip eruit ziet. Dit zal worden behandeld in hoofdstuk 1. Daarna zullen we dieper ingaan op de verschillende wetten die van toepassing zijn op de Elandsgracht, en in het bijzonder de inspecties die zullen worden uitgevoerd. Deze onderwerpen zullen worden uitgewerkt in hoofdstuk 2. Ten slotte zullen we daadwerkelijk de overtocht gaan voorbereiden. Dit gaan we doen door middel van een stuwplan en een beladingsplan die tevens in hoofdstuk 2 uitgelicht worden, en een route te ontwikkelen waaraan hoofdstuk 3 wordt gewijd.

Slide 10 - Slide

Welke verbindingsmanier kan je ontdekken in die tekst?
A
Signaalwoorden
B
Herhaling
C
Overgangszinnen met een verwijzing
D
Aankondigende zinnen

Slide 11 - Quiz

Ik eet geen pinda's, want ik ben allergisch.
Welk alinea-verband is dit?
A
Middel-doel
B
Oorzaak-gevolg
C
Uitspraak-vergelijking
D
Uitspraak-reden

Slide 12 - Quiz

Men stoot te veel CO2 uit, waardoor het klimaat veranderd.
Welk alinea-verband is dit?
A
Middel-doel
B
Oorzaak-gevolg
C
Uitspraak-vergelijking
D
Uitspraak-reden

Slide 13 - Quiz

In Nederland zijn de snelwegen overvol. Hetzelfde zie je in andere West-Europese landen.
Welk alinea-verband herken je hier?
A
Middel-doel
B
Oorzaak-gevolg
C
Uitspraak-vergelijking
D
Uitspraak-reden

Slide 14 - Quiz

Ik denk dat je dat niet moet doen.

Dit is een voorbeeld van een...
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quiz

Opdracht 5 (blz. 240/241)

Lees tekst 5 (blz. 241/242)
Lees daarna de vragen door
We maken deze opdracht klassikaal dus denk en doe mee

Slide 16 - Slide