Voortraject

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Nederlands voortraject

Vandaag:

• Start van de les
• Herhalen leesstrategieën
• Sleutelvragen
• Vragen tekst beantwoorden
• Woordsoorten benoemen
• Afsluiten

Leesstrategieën

Instructie sleutelvragen

1. We starten met het lezen van de tekst.
2. Studenten lezen een alinea voor.
3. Na iedere alinea komt een vraag. 

Wat is het nieuws over de vuurtoren bij Den Helder?

1. De vuurtoren is hoog.
2. De vuurtoren kan omvallen.
3. De vuurtoren staat bij Den Helder.

Wat is een vuurtoren?

1. Dat is een toren die je van heel ver kunt zien. Dat komt omdat de toren zo hoog is.
2. Dat is een toren met een groot licht. Het licht laat schepen zien hoe ze moeten varen.
3. Dat is een toren op een schip. Het schip kan door de toren zien hoe het moet varen.

Waarom heet een vuurtoren een vuurtoren?

1. Omdat er nu in de meeste torens echt vuur zit.
2. Omdat "vuur" een ander woord is voor "lamp".
3. Omdat er vroeger echt vuur in de toren zat.

In de kamer met de lamp zitten grote ramen. En spiegels zorgen dat het licht van de lamp heel sterk wordt. Waarom is dat handig?

1. Dan hoeft de toren niet zo hoog te zijn.
2. Dan kan de wind goed om de lamp heen waaien.
3. Dan kunnen de schepen de lamp al van ver zien.

Wat weet je nu over de vuurtoren bij Den Helder? Noem 3 dingen.

Er staan hekken om Lange Jaap. Waarom?

1. Er mag niemand bij de vuurtoren in de buurt komen. Want de toren kan omvallen, omdat er grote scheuren in zitten.
2. Er mag niemand in de vuurtoren klimmen. Want als het hard stormt, kunnen mensen van de vuurtoren afwaaien.
3. Er mag niemand in de buurt van de vuurtoren komen. Want we weten nog niet of de scheuren en de lampen van de toren gemaakt kunnen worden,

Woon je vlak bij een vuurtoren? Heb je wel eens een vuurtoren gezien? Wist je toen al waarom er vuurtorens zijn?

Wat nu?

Nu ga je zelfstandig vragen maken over de tekst.

Pak de tekst erbij en start met deze quiz.

Welke titel past ook goed bij de tekst?

1. Grote scheuren in vuurtoren
2. Vuurtoren in Den Helder ingestort
3. Vuurtoren gescheurd

Lees regel 9 en 10. Daar staat: En het laat schepen zien waar ze moeten varen. Wat is het?

1. een schip
2. het land
3. het licht

Kijk in het stukje 'toren met licht' (regel 4 tot en met 13). Bedenk een vraag bij dit stukje.

Lees regel 20 en 21. Daar staat: "Die zorgen dat het licht van de lamp feller wordt." Wie of wat zijn die?

1. mensen
2. ramen
3. spiegels

Lees regel 28 en 29. Daar staat: Dat is zijn bijnaam. Wat betekent de bijnaam?

1. de naam die je krijgt als je geboren wordt
2. de naam van de mensen in jouw familie
3. niet je echte naam, maar mensen noemen je zo.

Kijk in het stukje "Lange Jaap" (regel 22 tot en met 29). Bedenk een vraag bij dit stukje.

Lees regel 33. Daar staat: "Dat maakt de toren erg zwak." Wat betekent zwak?

1. is leuk om naar te kijken
2. kan snel uit elkaar vallen
3. wordt te groot om te pakken

Lees het stukje "omvallen" (regel 30 tot en met 38). Wat is het belangrijkste van dit stukje?

1. Niemand mag te dicht bij de vuurtoren komen. Want de toren kan omvallen, omdat er scheuren in zitten.
2. Om de vuurtoren staan hekken. Want niemand mag te dicht bij Lange Jaap komen.

Woordsoorten benoemen

Lidwoord

zelfstandig naamwoord

Werkwoord

de

bloem

werken

een

zon

schijnt

het

droom

zijn

Bijvoeglijk naamwoord

Voorzetsels

Hoeveel voorzetsels zitten er in deze zin?
Om 3 uur gaan wij het boekje lezen dat tussen de dozen op de kast staat.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Welke bijvoeglijk naamwoorden staan er in deze zin?
Op mijn vorige school had ik een aardige docent die tijd had voor een gezellig praatje.

Zelfstandig werk

1. Werk 20 minuten zelfstandig in Studyflow.
2. Lees de tekst over 20 jaar televisie.
3. Benoem de tekstonderdelen bij deze tekst.
4. Zoek moeilijke woorden op.