1hvf grammatica woordsoorten les 2: bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel

1hvf grammatica woordsoorten les 2: bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel
Welkom 1hvf,
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek, leesboek en je laptop.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1hvf grammatica woordsoorten les 2: bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel
Welkom 1hvf,
Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.
Stap 1: Doe je telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je schrift, boek, leesboek en je laptop.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt voorzetsels & (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden herkennen en benoemen in een zin.

Slide 2 - Slide

Wat ga je doen?
1. Uitleg fictieopdracht: de persoonlijke tekst.
2. Oefenen lw, zn, ww
3. Uitleg: Bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel
4. Oefenen
5. Huiswerk: Online H2 paragraaf 2.8: 1, 4, 5, 9, 11 en 12

Slide 3 - Slide

Oefenen: lw (blw en olw), zn, ww
in je schrift: Noteer van de onderstaande zinnen: blw, olw, zn en ww.


1. Waarom zijn de huizen in Nederland anders dan die in Zweden?
2. De molen kun je met een bootje bereiken. 






Slide 4 - Slide

(stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord (bn)
Bijvoeglijk naamwoord: Dit zegt iets over het zelfstandig naamwoord. Dit kan voor of achter het zelfstandig naamwoord staan.
Voorbeelden:
1. De auto is groen van kleur.
2. De groene auto.
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: Bijvoeglijk naamwoord die laat zien van welk materiaal het is gemaakt.
De gouden oorbellen. Een plastic emmer. (geen plasticen. Dat bestaat niet)

Slide 5 - Slide

Het voorzetsel (vz)
Voorzetsel: Een woord dat je vóór de kast of vóór de vakantie kunt plakken.
Voorbeelden: in, voor, onder, tijdens, bij, van, met, vanwege, naast, tussen, sinds, om, te, na, naar

Slide 6 - Slide

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels uit de zin: In de Whatsappgroep vroeg Denise of ik haar nieuwe tas wel leuk vond.

Slide 7 - Open question

Ontleed onderstaande zin en benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels.


Heb jij gisteren pannenkoeken met stroop gegeten?

Slide 8 - Open question

Ontleed onderstaande zin en benoem de werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden en voorzetsels.


Heb jij mijn wollen vest op je kamer zien liggen?

Slide 9 - Open question

Huiswerk
Maken online: Hoofdstuk 2.8: opdracht 1, 4, 5, 9, 11 en 12
Leren: theorie blz. 54, 55, 119 en 121

Je werkt tijdens de verwerking: fluisterend.

Slide 10 - Slide